(Een sikkel
en wat sterren
is alles wat je ziet.
Meer dan elkaars
gezicht – af en toe
belicht – is er niet.)
We fietsen door
vroege najaarsvorst,
door ’t zwart als pure inkt.
Ik vraag me af hoe
het verlangen
door ’t donker klinkt.
Zoals ik immer met een pen
een poging deed
me te verwoorden,
schreeuw ik nu in
de stilte; er is toch
niemand die het hoorde.
__________________
et je ne compte pas mes jours.
Laatst gewijzigd op 02-10-2004 om 12:24.
|