Mja, kzet hier niet vaak wat neer, maar pleur dit verhaal hier ook maar es neer. Misschien hebben mensen er wat aan of zo
*KNUFFIEJ*
Caafiej
Ik weet nog, dat het heerlijk weer was en dat ik voor t eerst weer buiten in de tuin durfde te zitten, zonder dat ik het gevoel had, dat iedereen naar me keek. Ik zat daar wat te tekenen en besloot zomaar opeens uit mezelf weer eens om naar de paardenwei te gaan.
Ik heb toen mijn fiets gepakt en heb zeker anderhalf uur in het gras bij de paardenwei gezeten. Ik kwam helemaal tot rust bij het zien van die rustig grazende paarden. Af en toe keek er eentje op en die keek ik dan recht in z’n ogen en voelde zijn rust. Het leek wel of ik met hem praatte. Sommige mensen noemen dat een gave van me, ik zie het als iets wat heel normaal is. Ik kan het met heel veel dieren. Ik ben oen helemaal tot rust gekomen. Toen ik thuis kwam, was het stil thuis. M’n ouders waren zoals gewoonlijk weg en m’n broer zat boven achter de pc. Ik was het gewent om een beetje op mezelf te leven. Ik kon goed voor mezelf zorgen, qua eten enzo dan.
Maar er was 1 grote angst, de zomervakantie. We zouden naar de camping toe gaan waar we dat jaar daarvoor ook al geweest waren. Op zich was daar haast niks te doen, maar mijn ouders vermaakten zich prima en m’n broer had z’n boek. Ik haatte het. Het zou zoals gewoon thuis worden, alleen dan kon ik niet mijn eigen leventje lijden, omdat het een wildvreemde omgeving was. Ook zou ik m’n vriendin veel te erg missen. Ik was gewent op hun steun te leven. Als het niet ging, even praten en weer doorgaan. Maar dat kon daar niet. Ik kon ook niemand bellen of zo. Ik zou daar opgesloten zitten. Aangezien het leven me in die tijd niks meer deed, vogelde ik allemaal plannen uit, hoe ik me het beste kon verdrinken in dat meer waar de camping aan lag. Ik werd bang voor mezelf, maar ook bang voor de vakantie. Bang voor de mensen die het me aandeden om tegen m’n ouders te zeggen, dat ik het daar wel naar m’n zin zou hebben. Het leek alsof de wereld tegen me was. Ik kon beter stoppen met leven. Beter nu, dan na de vakantie, als ik me dan bedacht had, dat het leven toch wel een beetje zin had. Het zou snel moeten gebeuren.
Omdat ik een vriendin dat beloofd had, heb ik mijn psycholoog van al mijn plannen verteld. Opeens vroeg ze of ze mijn psychiater erbij mocht halen. Ik vond het eng. Ik had het liefst gehad, dat er iemand naast me had gezeten, waar ik me aan vast kon klampen. Angstige gedachtes gingen door mijn hoofd.
Uit het gesprek kwam, dat ik beter naar een kliniek kon en als ik dat niet wilde, zou ik dus gewoon gedwongen opgenomen worden. Ik stemde er in mijn eigen best wil in toe. Ik moest bij de jeugdzorg blijven en mijn ouders zouden gebeld worden. Ik vroeg of ik beneden in de wachthal mocht gaan zitten, maar zelfs daarvoor moest ik beloven om niet weg te rennen en mezelf niets aan te doen. Dat deed ik dus maar. Pas toen ik beneden kwam, snapte ik dat de verleiding opeens heel groot was om idd weg te rennen. Mijn ouders kwamen en kregen een gesprek. Ze werden op de hoogte gesteld van alles wat er aan de hand was.
Pas op de weg naar huis, besefte ik wat ik mezelf had aangedaan. Ik zou Dancer achterlaten, ik zou vrienden van me een lange tijd niet spreken. Ik zou nachten zonder mijn cavia’s moeten slapen. Geen geluidjes meer van ze als ik bang was. Geen lief knuffelbeestje wat me zou gaan beschermen. Thuis gekomen stortte ik in. Hoe lang zou ik hier niet meer komen? Hoe lang zou ik mezelf niet meer in de spiegel zien, als ik de deur open maakte. Al die kleine dingetjes die altijd toch zo vertrouwd waren geweest, deden nu op eens pijn. Ik dook nog heel snel nog even de pc op. Ik vertelde een aantal mensen dat ik werd opgenomen. Ik kreeg allemaal schokkende reacties. Mensen zeiden dat ze in tranen zaten en dat ze bang waren me kwijt te raken. Maar ik was de enigste die mezelf ooit kwijt was geraakt.
In de auto op weg naar de kliniek dacht ik na over heel m’n leven. Was het wel goed om mezelf daar op te laten sluiten? Waarom had ik eigenlijk niet wat meer bedenktijd gekregen?
Bij de kliniek moesten we nog een tijdje wachten. Toen al miste ik al m’n vrienden en hoopte dat ze me snel brieven zouden schrijven en op zouden bellen. Ik wilde het liefst nog even met ze spreken, om alles allemaal wat duidelijker uit te leggen, maar dat ging niet.
Twee uur later zat ik dan alleen op m’n kamer. Had mensen pijn gedaan. Zat zelf met enorm veel pijn en verwarring en wilde dat iemand even naast me kwam zitten en met me kwam praten, me even een knuffel zou komen geven. Al snel kwamen er al sms-jes binnen. Ik kreeg tranen in m’n ogen. Ik miste iedereen zo! Hoe lang moest ik daar blijven? Hoe lang zou t allemaal gaan duren? Ik ging vaak in de vensterbank zitten en kon dan urenlang naar buiten staren. Daar was vrijheid! Ik kreeg al tranen in m’n ogen als ik een kat zag lopen. Zo vrolijk, zo vrij, zo trots!
Om de zoveel tijd kwamen er mensen, genaamd socio’s, zich even voorstellen. Hele verwarring. Telkens weer nieuwe mensen. Wat deden die daar allemaal man! Ik kreeg ook al gelijk een aantal telefoontjes. Zulke lieve mensen!
Tijdens t eten at ik heel weinig. Eigenlijk niks, alleen een stukje vlees, dat vond ik wel genoeg voor mezelf.
Ik werd gek van de gesprekken met allerlei mensen. Ik vond het enorm irritant.
De eerste week kon ik gewoon echt niet wennen. Hij was zwaar. Ik wilde naar Dancer toe. Bij haar in haar stal kruipen even huilen, even weer tot rust komen. Ik besefte eigenlijk niet wat me eigenlijk allemaal overkwam.
Ik draaide de cd die ik van m’n beste vriendin had gekregen het meest. Vooral ons huilnummer. Dan kreeg ik weer tranen in m’n ogen. Herinneringen kwamen in me op. De tijd leek zo afschuwelijk, zo rot, dat was het ook, maar toch ook weer niet. Na de eerste week begon ik te wennen. Ik begon langzaam weer wat te eten en begon de andere jongeren van de afdeling te kennen. Ik vond het zelfs gezellig worden. Ik durfde soms ook naar een socio toe te stappen als er iets was. Ik deed mee aan de groepsgesprekken en begon me thuis te voelen. Ik vond het leuk als er bezoek kwam. Vooral toen m’n nichtje en m’n neefje kwamen met m’n oom en tante. Sinds die dag geniet ik van elke keer dat ik mijn neefje zie. Het is een leuk jochie om te zien. Ik weet niet wat ik met hem heb. Gewoon een goeie band. Met mijn nichtje heb ik ook een goede band, maar dat is toch wat anders.
Ik kreeg ook mijn eerste vrijheden. Ik mocht samen met met een socio boodschappen gaan doen voor de barbecue. Ik vond het wel eng om weer onder de vreemde mensen te zijn. De socio’s zag je als een soort ouders van je, maar die vreemde mensen in de winkel waren wel veel enger!
Dat weekend kreeg ik ook mijn eerste verlof en mocht bij mijn nichtje en neefje slapen, omdat mijn ouders op vakantie waren. Dat weekend miste ik best de telefoontjes die ik in de kliniek altijd kreeg. Het was ook behoorlijk zwaar voor me en ik was blij, toen ik weer naar de kliniek terug mocht, maar dat veranderde toen ik weer alleen op m’n kamer zat.
Ik kreeg allemaal gesprekken en mocht maandag naar de open afdeling verhuizen. Dat was ook wel weer zwaar. Ik miste de mensen van de gesloten afdeling onwijs. Ook de socio’s waren anders. Er zaten twee echte hele erge socio’s bij, waar ik gewoon bang voor was. Van mijn therapeute had ik ook al het gevoel dat ze me niet mocht. Ik had altijd het gevoel, dat ze altijd snel van me af wilde. Ze was heel opdringerig en bij alles wat ze zei kwam het er op neer van: Jij stelt niks voor, ik wil je niet helpen, binnenkort ga je met ontslag.
Op de openafdeling kreeg ik een kamer op de bovenverdieping. Hoe vaak ik daar wel niet uit het raam gehangen had is ontelbaar. Hoe vaak ik mezelf had geprobeerd op te hangen ook. De vrijheid die ik daar kreeg was eng. Ik kon er nog niet echt mee omgaan. Ik kreeg een hele leuke mentor toegewezen. Hij wilde dolgraag helpen en we bedachten allemaal plannen om mij beter te kunnen krijgen, maar mijn therapeute deed juist t tegenovergestelde waardoor ik enorm in de war ben geraakt.
Op de open afdeling vertrouwde ik op t laatst echt iedereen, er hing een geweldige sfeer, alsof we gewoon een stel studenten waren die samenwoonden. Was enorm gezellig. Muziek af en toe keihard aan. Het ging ook telkens beter met mij, totdat mijn ouders voor een gesprek moesten komen. Toen kreeg ik dus te horen, dat ik gelijk die dag al naar huis toe moest van mijn therapeute. Die klap was zo enorm hard! Ik was eindelijk helemaal gewent aan alles, stelde me overal voor open en dan werd me dit geflikt. Toen is er een andere therapeut bijgehaald en die vertelde dat ik nog drie dagen langer mocht blijven om er een beetje aan te wennen.
Ik heb toen weer wat pogingen gedaan. Ik wilde helemaal niet meer naar huis. Ik voelde me hier thuis en hier werd ik beter, thuis niet!
De periode thuis viel zwaar, enorm zwaar. Ik leefde op steun van vrienden en van Dancer. Mijn cavia’s deden me helemaal niks meer. M’n vrienden en Dancer eigenlijk ook niet echt meer. Ik was dood, ik was weer terug bij af. Toch genoot ik nog wel elke minuut dat ik bij Dancer was. Twee weken lang ging het steeds beter, die maandag zou ik gezellig met een vriendin op ponykamp gaan.
Die zondag daarvoor had ik geen zin om op te staan. Ik had m’n cd-speler aan en staarde wat naar m’n cavia’s. Toen kwam mijn vader de kamer binnen. Hij vertelde dat er iets ergs gebeurd was. Ik dacht eerst aan m’n opa, want die had last van kanker en niks was nog zeker en toen vertelde hij dat Dancer dood was gegaan. Ik had het niet meer! Waarom Dancer! Ik ben gelijk naar de manege gegaan. Ik heb haar dood zien liggen. Doffe ogen, verstijfd… Ik heb haar nog 1 keertje over haar neusje ge-aait, maar dat was Dancer niet meer. Zo koud…zo verlaten… De andere verzorgster van Dancer kwam ook. Ook zij was helemaal in tranen. We hebben met t personeel en de mensen met de eigen paarden op het terrasje nog wat gedronken en elkaar verteld van de streken van Dancer. Het was echt een paard dat niemand snel zou vergeten.
Maandag ging ik op ponykamp. Was best zwaar om gelijk al onder de paarden te zijn, maar wel goed dat ik het gedaan had. Ik miste Dancer enorm. ’s Nachts tijdens de bosspelen, kreeg ik last van angsten en zag ik Dancer opeens langs lopen. Heel verwarrend was het allemaal.
Na ponykamp kreeg ik een intake-gesprek voor de dagbehandeling in Den Haag. Al snel werd duidelijk dat ik gewoon opgenomen moest worden. Op dat moment was dat wel een opluchting, want ik had mezelf nog steeds niet echt in de hand.
Ik zou zo snel mogelijk bericht krijgen als ik in de kliniek terecht kon.
School begon weer en ik pakte mijn eigen leventje weer op. Ik wilde niet eens meer terug naar de kliniek, alles ging nou juist weer beter, ondanks de angsten die ik had.
Na twee weken school, kreeg ik dus te horen, dat ik naar de kliniek moest. Weer alles wat ik meegemaakt had opnieuw meemaken. Weer afscheid van iedereen, misschien wel weer een speciaal iemand verliezen, wie zei dat dat niet kon gebeuren! Toen ik bij de kliniek aankwam, dacht ik echt: Willen ze me hier in opsluiten?! Dit oude verrotte gebouw?!
Ik vond het maar een eng gebouw. Echt zo’n gebouw waar de geesten je gezelschap komen geven. Ten eerste had de psychiater mijn dossier nog niet eens doorgelezen toen we aankwamen. Daarna kreeg ik eerst de gezellige kamers van de andere jongeren te zien. Heel gezellig bij elkaar. Toen kwam mijn kamer… Trap op… Afgelegen donkere hoek in… Krakende vloer… Hoge, kale, witte muren, een groen oud gordijn wat er half af hing. Een kast, die niet meer bruikbaar was.
Damn, wat was Dordrecht enorm goed vergeleken dit! Spinnenwebben aan t plafond.
Voor t eerst vond ik t erg dat mijn ouders me hier achter konden laten. Gelukkig mocht ik de volgende dag alweer met verlof. 1 nachtje slapen en dan nooit meer terug komen was mijn plan… Ik had een uitvergrootte foto van Dancer tegen t raam aangezet en mijn radio met vrolijke liedjes, want anders zou ik gek worden! Ik vond het eng hier.
Die ene nacht vergeet ik ook nooit meer. Ik lag doodsbang in mijn bed. Verstijfd, niet durven bewegen. Ik werd gek, helemaal gek. De socio’s hadden beloofd, dat ze om het half uur naar me zouden komen kijken, hebben ze dus niet gedaan. Ik werd aan mijn eigen lot overgelaten. Ik had zo enorme heimwee naar huis! Vooral naar mijn cavia’s die me tegen dit soort dingen beschermden. Ik lag te huilen van angst, dat weet ik nog wel. Ik was helemaal wanhopig, ik durfde niet naar beneden te gaan, wie wist wat er achter die grote enge deur was… Zo kwam het dus, dat ik naar huis ging en niet meer terug wilde. Heleboel ruzies met mn ouders gehad. Uiteindelijk toch teruggestuurd… Omdat ik het er totaal niet mee eens was, ben ik weggelopen uit de kliniek. Een socio was me achterna gefietst en heeft me teruggehaald. Ik hoefde daar nog maar 1 nachtje te blijven en daarna mocht ik naar huis…eindelijk…
Sinds Dancer’s dood teken ik nog maar weinig paarden. Paarden interesseren me nog maar weinig. De manege is niet meer wat het was. Het is niet meer mijn toevlucht oord. Ik kom er alleen nog maar als ik Liberty moet verzorgen en wanneer ik zelf moet rijden. Nu zit ik elke week weer op een andere pony en nooit meer op Dancer. Af en toe vraag ik mezelf zelfs af of ik nog wel weet hoe Dancer er uit zag…
Mja…dat was dus mijn zomervakantie… Dood…Vermoeidheid… Vechten… Angsten…
En ik mis nog steeds die zomervakantie. Ik heb nooit die vakantie gehad, voor mij is het school jaar nooit onderbroken. Ik ben nu kapot. Alsmaar dat vechten, alsmaar dat wakker blijven, omdat ik niet meer terug wil storten… Alsmaar dingen blijven doen om het leven vrolijk te laten houden…
Er kwam ook nog es bij, dat mijn school ging fuseren met twee andere scholen en de hele sfeer nou verandert is. Er is geen vertrouwen meer in elkaar. Je kan niet meer met elke leraar goed opschieten. Er zijn geen schoolfeesten meer, het is doodsaai.
De eerste dagen op die school vielen al tegen. Al dat gescheld om me heen was vreselijk. Nu ben ik er eenmaal aan gewent. Voor mij is het doodnormaal om even als trut uitgescholden te worden. Ik zou het liefst naar een andere school gaan, maar ik mag dat niet van mijn ouders. Zolang ik nog depressief ben, moet ik op die school blijven. Daar heb ik dus totaal geen zin meer in. Sommige uren spijbel ik dan maar gewoon. Ik ga echt niet voor de lol meer naar school. Elke dag dat ik naar school ga, kost het me enorm veel moeite. Ik hoop dat ik er beter van wordt, omdat andere het zeggen, maar eigenlijk gebeurd er niks meer. Het interesseert me niet eens meer. Als iemand tegen me zegt: “Daar ga je problemen mee krijgen.” Dan haal ik mijn schouders op en loop verder. Het kan me niks meer schelen.
Slechte cijfers? Leraren doen alsof het ‘t einde van de wereld is en kunnen er ook duidelijk niet tegen als je ze op zo’n moment negeert.
Nog steeds heb ik het moeilijk met de dood van Dancer… Ik mis haar steun… Ik mis een gedeelte liefde in mijn hart dat me altijd door haar gegeven werd en wat nou niemand anders me meer geeft.
Thuis beginnen nou de ruzies weer opnieuw. Af en toe word ik echt weer helemaal gek. Vooral de laatste tijd. Mijn broer is gekapt met zijn studie… Hij mag dat wel, maar ik mag niet naar een andere school, waarom niet? Alleen maar om zo’n slappe kut reden? Als ik kijk hoe ik me onder de ‘normale’ mensen voel en op school, dan zit daar een te groot verschil in! Vrienden vragen me ook wel eens: Wat doe jij daar nog?
Ik heb dan altijd zoiets van: Gewoon, mijn straf uitzitten.
------------------
-<(Sorry! De Eend-controle staat aan. Je moet 40 seconden wachten om weer te kunnen kwaken. Probeer het dan weer.)>- -<(is lid van Eendencomite!)>-
[Dit bericht is aangepast door Eend (21-02-2002).]