Vijftien - Soms is liefde genoeg
(zie ook
dit)
Ze stonden achter de boom. Zijn armen w
eifelend
(ik zou ook niet voor 'weifelend' kiezen want ik zie dan voor me dat hij hem steeds neerlegt en weer weghaalt . Ik zou eerder 'onwennig' of iets dergelijks gebruiken), maar gretig om haar zij, een hand op haar billen. Al weken had ze over hem gesproken, over zijn mooie ogen, zijn zachte handen. Hoe ze samen een ijsje hadden gehaald en
(ik vind het mooier om hier dan nog een keer 'hoe' te hebben)hij er op had gestaan om het
(weer heel persoonlijk maar ik vind hier 'dat' mooier dan 'het') ijsje te betalen. Dat hij naar haar toe was gekomen toen ze met een lekke band stond en ik nog op mijn werk was. Hoe geweldig hij was, en sportief, en lief, en… Ook waren er de tranen, de twijfel. Vindt hij me wel leuk? Is hij niet verliefd op een ander? Waarom kunnen mijn vriendinnen mij niet helpen? Ben ik niet te dik? Haar nagels had ze afgebeten tot bloedens toe, uren zat ze voor de spiegel, boeken vol met gedichten en verhalen. Vandaag was dat eindelijk voorbij.
Misschien dacht ze wel dat ik haar niet kon zien. Eigenlijk was ik er al van overtuigd dat het haar niet zo veel kon schelen. Ik zie haar lange haren dansen als ze hem zoent en een trieste glimlach vormde zich om mijn mond. Ik wens haar haar geluk, ik cijfer mezelf weg, ik neem afstand. Eerst fysiek. Ik stap weg van het raam, de kamer in, naar de stoel en mijn computer. Mijn hoofd voelt zwaar, afwezig. Het kost me al mijn kracht om het los te laten; haar zo
(te?)zien als jonge vrouw. Het kind van vroeger bestaat niet meer.
De telefoon gaat. Mijn hart slaat over, want niemand belt me om deze tijd. Ik neem op en het zweet breekt me uit. “Hoi,” de vrouwenstem is afgemeten. “Is ze er?”
“Ik had je haar mobiele nummer gegeven,” antwoord ik. “Zij wil weten wie je bent.”
(Dit snap ik niet helemaal? Wie belt er nou?)
“Ze neemt niet op.”
“Dan belt ze je vast terug,” ik probeer vriendelijke te klinken. “Ze is daar heel netjes in.”
“Ik ga er niet op wachten.”
Mijn longen houden met moeite de lange zucht in die zich er in ophoopt. “Ik zal haar vertellen dat je hebt gebeld,” zeg ik en ik hang op.
Terug in de stoel komen de tranen toch. De spieren in mijn nek zetten zich aan tot strakgespannen staalkabels, mijn hoofd begint pijn te doen en mijn darmen grijpen
(Ik zou zeggen dat dit 'knijpen' moet zijn)zich samen. Ik huil nooit hard en ik verberg het van
voorhaar. Ze verdient een onbezorgde jeugd, ook zonder moeder. Toch slaat de twijfel toe of ik haar niet had moeten roepen. Of ik haar moet haassten
(1 's') om te bellen. Maar ik kan haar dat ook niet ontnemen.
(Wat kan hij haar niet ontnemen?)
Een hand legt zich op mijn schouder
(Tenzij het die hand uit the adams family is of je een verhaal aks die van FA hebt willen schrijven, kan een hand zichzelf niet op een schouder leggen ). De zachte vingers drukken zich stevig, maar teder in mijn spieren.
(Idem)“Het doet nog steeds net zo veel pijn?” haar stem is oneindig veel liever en zachter dan
(die van)wie [/B]ook ter wereld. Ik voel haar warmte bij mijn schouders als ze mij tegen zich aandrukt. Nu breken de tranen echt door en ik laat ze vrijelijk over mijn wangen gaan.
“Ik dacht niet dat je de sleutel zou bewaren,” ik kijk naar haar bruine ogen, haar horte blonde haar. Ze beantwoord
t me met een glimlach. Haar hand glijdt naar mijn wang en ik voel de zachte structuur van haar huid.
“Eigenlijk wilde ik hem komen terugbrengen,” ze kijkt rond, haar glimlach verdwijnt. “Ralph en ik gaan scheiden. Ik vond de sleutel toen ik aan het zoeken was.”
“Toch niet om mij…?” vraag ik.
“Nee,” ze zucht. “Jij… en Daniëlle bij Ralph. Jullie waren alleen symptomen van een relatie die niet meer te redden viel. We zijn bij elkaar gebleven voor de kinderen, maar die worden groot. Gisteren kwamen ze samen de kamer binnen en vertelden ons dat ze niet meer wilden dat we tegen elkaar logen.”
Ik zie ook haar teleurstelling. Verdriet is ze al voorbij. De realisatie dat het over is, is slechts de laatste draad die het begeef
t. Ze gaat naast me zitten. “Het huis is van Ralph, dus ik ga een tijdje bij een vriendin logeren. Ik heb genoeg spaargeld om een hypotheek te krijgen op een nieuw huisje, dus ik wil snel verder.”
Ik denk dat ze hoe dan ook snel verder wil, de formulering is een beetje gek
“Je mag ook hier komen,” ik pak haar hand vast. “Ik maak wel een kamer voor je vrij. Sallie komt hier toch vaak, en ik denk dat we Mark hier ook veel vaker gaan zien.”
“Ironisch,”
(ik snap niet zo goed wat er precies ironisch is ze draait haar hoofd naar buiten.
Ik voel een sprankje van de oude hoop terugkeren. Een klein lichtpuntje in mijn achterhoofd. “Soms geven kinderen het goede voorbeeld,” zeg ik.
“Misschien…” ze pakt mijn beide handen. “Het zou je de moeite besparen van het uitruimen van een kamer,” ze houdt mijn handen bij haar mond en zoent ze. “Het probleem was niet…”
“Maar soms is liefde niet genoeg,” ik herhaal de woorden. “Hou de sleutel maar.”