20-04-2003, 19:33 | |
Stikdood.
Hier hang ik dan. Dorst velt mijn keel en droogt mijn voeten uit. Kil is de grond onder mijn voeten. Kaal en kil. Alsof de grond weet wat er aan de hand is.. Alsof de grond er iets aan kan doen. Grijs tapijt. Verdomme. Grijs, rotkleur. Nu hang ik hier alweer 3 minuten. Zal ik de 5 minuten halen? Zal ik spijt krijgen? Zal ik hier gevonden worden met striemen in mijn nek van een strak oranje touw? Als skelet, in verre staat van ontbinding? Of gewoon als Pieter? Als een jongen die het leven niet meer aankon? Mijn ademhaling stokt. Mijn longen zuchten. Laatste adem? Neen…Toch niet… Nu wel? Neen…Toch niet…Wat een leven heb ik gehad. Wie ben ik eigenlijk? Jong, onbezonnen. Weerbarstig, jaloers? Ik was in de stad vandaag. Zomaar. Om je tegen het lijf te lopen tijdens mijn inkopen. Ik miste je. Nu voel ik niets meer dan een verlangen om te vluchten. Weg van hier. In mijn aderen krioelt het van de pijn. Ze stollen door mijn gemis. Door jouw gemis van liefde. Maandag lagen we hier nog samen. Op één bed. Niets was mooier, niets was meer waard dan dat ene gevoel van vertrouwen, dat kleine beetje hoop. We waren moe en doordrongen van het feit dat het niet meer kon. Ik ziek? Echt niet! Ik werd gepakt door mijn leven met jou. Ik ben je niets verschuldigd! Ik kan je niets verschuldigd zijn! Samen onder een brug, de oude bierblikjes ontwijkend. Spuiten, graffiti. Ik zou het nu het liefst laten verwijderden, het zelf doen als het nodig zou zijn. Je kent me niet meer. Je bent me vergeten. Om lief te hebben heb je twee personen nodig. Minstens. Waarom viel je weg? Waarom wilde je weg? Waarom? Dit is mijn kreet van wanhoop, mijn schreeuw om liefde! Mijn duistere verlangen naar jou aan mijn zijde. Mijn dorst naar ‘mijn’ water dat verkwikkend werkt! Mijn schreeuw om jou. Dood? Ja, dat wel. Stikdood. Hij is stikdood. Geen tijd meer om te twijfelen aan het leven en liefde. Of net wel? Tijd genoeg.. Hij is gestikt in eigen waanzin, in z’n eigen ambities! Ik heb met hem gepraat op die bewuste avond. In zijn hoofd was het zo donker als de nacht toen ik die ene seconde kreeg om zijn pikzwarte gedachtes te lezen, zijn buren bedreven luidruchtig de liefde. Afleiding. Bonk, Bonk, tegen de muur.Ik vroeg hem wat hij nog verwachtte van het leven en liefde. ’Niets meer,’ was zijn antwoord, dat hij stil mijn richting in fluisterde. Zijn stem was weg. Niets kon zijn verlangens nog waarmaken. Ik stuurde je een brief als einde. Een brief om onze afgebroken liefde te bezegelen. Een brief om de hekken tussen ons beide te sluiten. Geen mazen meer. Jij las hem. Met een schaduw op je gezicht. Waren het de kaarsen die het licht weerkaatsten? Waren het je tranen? Was ik het die in jouw hoofd geluk vond, terwijl je dat zelf niet meer kon? Ik kon het gewoon niet geweest zijn. Onmogelijk! Ik ken je daarvoor te goed. Ik ken mezelf daarvoor te goed! Het is donderdag. Gisteren stuurde ik je een brief als einde. Het doet pijn om hier nu te liggen. In mezelf praten doet pijn. Lopen doet pijn. Aan jou denken doet verdomme pijn. Alles, het einde, het begin, de ontdekking van de liefde! Nu wel, toen niet. Nu voelt alles dor en verrot. Ik voel me verrot van binnen. Een dag in een bus, is beter dan drie dagen lopen. Dat is ieders mening. Tenzij je wil dat je voeten kapotgaan van het lopen natuurlijk. Ik wil dat niet. Nooit van mijn leven! Ik reed over de brug bij Arnhem, met jou, in een bus. Ik reed onder beide dragers door die verhinderde dat de brug zonder enige aankondiging het loodje zou leggen. Om zou vallen. Ik keek uit over de Waal, over uiterwaarden die onder water stonden. In de duisternis waren vaag lichtschijnsels te zien van mensen die zandzakken aan het opstapelen waren. Je kwam langs me zitten zonder ook maar één woord te zeggen. Je keek alleen maar! Je keek alleen maar, heel stiekem, naar wat voor bewegingen ik maakte. Naar hoe ik mijn been op de grond zette. Hoe ik mijn tijdschrift las en hoe ik je aankeek. Dat deed ik overigens met plezier. Je zag er geweldig uit die avond, je haren waren nat. Drup, drup. Druppels water vielen vanuit je glanzende haren op mijn tijdschrift dat ik al drie dagen aan het lezen was. Na een uur langs me te hebben gezeten en lam naar muziek geluisterd te hebben sliep je ineens. Ik zei nog zo: ’n pauze. Ik stuurde je een brief als einde. Tranen vullen mijn oogkassen, Ik mis je. Ook ik, ik ben dood. ---- Nouja, ik hoop dat jullie 't iets vonden...Laat het me weten: wouterjaspers@kennisnet.nl of MSN: walkingwouter@hotmail.com |
Advertentie | |
|
04-01-2005, 13:59 | ||
Citaat:
__________________
"DAS WAR EIN BEFEHL!"
|
|
|