Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 14-03-2008, 14:10
Verwijderd
Mijn vader hield me altijd voor, dat een lift gevaarlijk is, dat je beter de trap kunt nemen. Ik neem de trap. Ik loop. Ik stijg. Ik hoor een alarm afgaan, de lift zit vast. De brandweer zal zo wel komen. Vader heeft het goed begrepen. Nietzsche ook. Ik klim mijn hele leven al, maar God of hemel heb ik nooit gezien; wellicht allang begraven onder de puinhopen van het menselijk bestaan. Nu nader ik het hoogtepunt, nog een deur door, nog een trap op en dan het luik openen. De grijze lucht kijkt me aan alsof ik degene ben die haar constant huilen laat. Ik loop een rondje en besef, dat het hier harder waait dan beneden. Als ik naar beneden kijk, zie ik kleine bewegende lichtjes in een waas van uitlaatgassen en winterse weersomstandigheden. Beseffend dat ik moet springen, overdenk ik alles nog een keer. Dan spring ik.

Terwijl ik val, overvalt me de gedachte, dat alles een illusie is – een gedachte waarmee de harde klap die straks komen gaat, en die al mijn botten breken zal, korte metten zal maken. Maar op dit moment is het een welkome gedachte, een gedachte die mijn angst wegneemt en mij helderder laat denken dan ooit tevoren. Ik bedenk dat mijn sprong voortkomt uit rationaliteit en niets te maken heeft met emoties. Dit is de uiterste consequentie van het leven: de zelfgekozen dood.

Luide sirenes slaan als de klepel van een grote kerkklok de binnenkant van mijn als klankkast fungerende hersenpan aan diggelen. Nooit eerder stond ik erbij stil, dat dergelijke geluiden zo hard kunnen weerklinken. Komt het doordat het harde suizen van de wind ervoor gezorgd heeft dat mijn gehoor overgevoelig is geworden? Of is het gekomen door de luchtverplaatsing van mijn steeds sneller vallende lichaam, zodat alles dof, maar hard weerklinkt nu ik de grond harder dan ooit onder me voel? Momenteel word ik op een brancard gelegd, maar door het rode waas voor mijn ogen kan ik niet zien door wie. Ik zie niets meer. Mijn hartslag versnelt eerst, maar neemt dan af in regelmaat en kracht. Ik val weg, en zie het weer voor me. Ik zie haar weer voor me.

Ze is niet groot, ze is niet klein. Ze is niet dik, ze is niet dun. Ze is niet blank, ze is niet bruin. Ze is niet blond, ze is niet zwart. Ze is niet mooi, ze is niet lelijk. Eigenlijk is ze niets. Toch staat ze voor me. De dag heeft nog maar net haar poorten geopend en de eerste lichtstralen kijken om de hoek. Ik verkeer in de wereld tussen slapen en ontwaken. Iedere morgen als ik wakker word, zie ik haar. Geen idee wie het is, geen idee wat ze van me wil. Ze zegt niets, maar kijkt alleen. Details ontbreken, eigenlijk ontbreekt alles, er is slechts de vage idee van aanwezigheid. Natuurlijk vraag ik me constant af wat het te betekenen heeft, wie het is, wat het is, waarom ze er is. Is het God, is het een engel, is het Satan, is het een demon? En waarom gebeurt er niets?
Als de morgen ons in vol ornaat verschijnt, verdwijnt ze en neemt ze steeds een stukje van mij mee. Ze breekt me af, iedere morgen weer. Maar ze geeft er ook iets voor terug: diepe, alles overheersende angst.
Sommige mensen beschuldigen me ervan, dat ik absurdistische verhalen ophang en daarbij de werkelijkheid uit het oog verlies. Die mensen begrijpen echter niets van het leven en van de werkelijkheid. Dit ís de werkelijkheid. Cogito ergo sum: ik denk dus ik besta. Daarbij neem ik waar. Waarneming is weliswaar altijd subjectief, maar mijn waarneming is niet subjectiever dan die van de anderen. Constant overvalt me de gedachte dat God me iets duidelijk wil maken. Maar God heb ik zelf gedood, dat hebben we samen gedaan, ik en de rest van de mensheid. Is Hij opgestaan? Maar wat heb ik Hem misdaan? Ik heb slechts Zijn dood op mijn geweten, en ik heb het niet eens alleen gedaan. Ik neuk, vloek, snuif, spuit, slik, rook, blow, spot, hoon, scheld, verwens, maar verder doe ik niemand iets aan. En toch staat ze daar iedere morgen. Het doet me denken aan het beroemde citaat uit de film Cool Hand Luke, uit het magische jaar 1967: “What we’ve got here is failure to communicate.”

Deze morgen is anders. Duizelig open ik mijn ogen als ik merk dat de duisternis plaatsmaakt voor het licht. Ik zie kalfjes rennen, met baby’s op hun rug, ik hoor lammeren klagend mekkeren, ik hoor eierschalen breken onder het geweld van kleine snavels. Ik knijp mijn ogen stijf dicht en ervaar de heftigheid van een psychedelische trip. Kleuren schieten alle kanten op: rood, blauw, groen, paars, geel… tegen een achtergrond zo zwart als Hitlers hart. Alles vernietigende bliksemschichten worden afgewisseld met duizelingwekkende spiralen die de ongekende diepten van mijn ziel bereiken. De geluiden klinken ruimtelijk en vooral heel erg hard. Ik denk terug aan mijn geboorte, toen alles nog goed was. De onschuldigheid van een kind. Het ongecompliceerde bestaan van een jong kalfje.

"Open je ogen!"
Haar harde stem dreunt dof achter de droge ogen in mijn hoofd. Het is alsof ik val van grote hoogte. Ik hoop niet dat het een voorbode is.
"Waarom vrouw, waarom moet ik naar u luisteren? Naar u, die alles van me afnam, u, die mijn leven afgebroken hebt."
Toch kijk ik op, daar staat ze. Of vergis ik me? Staat ze toch aan de andere kant van de kamer? Instinctief kijk ik naar de deur. Hij staat open. Zij is er niet. Ik blijf liggen. Het blijft stil.
"Waarom blijf je liggen, duivelskind?"
Tranen schieten in mijn ogen. Nog nooit ben ik uitgemaakt voor een duivelskind. Nooit eerder durfde iemand de waarheid onder ogen te zien. Ze is de eerste. Ze zal de laatste zijn.
"Hoe hebt u het ontdekt?"
"Wat denk je? Ik weet toch wie je bent. Kom toch eens uit die grot, zie toch eens het echte licht in plaats van alle projecties. Je bent een genie, maar bovenal een angsthaas. Een filosoof zei eens, dat degene die religie nodig heeft om betekenis aan zijn leven te geven, een angsthaas is. Jij bent die angsthaas, je hebt die grot nodig, dat is je religie."
"Ik wil niet uit mijn perfect gecreëerde grot kruipen, ik wil in duisternis leven, ver van het leven, ver van die zogenaamde werkelijkheid van u. En als dat mijn religie is en het me daarom een angsthaas maakt, dan leg ik me daar bij neer."
"Je weet niet wat je zegt… Hoe dúrf je jezelf zo te gedragen?!"
"Wie bent u, dat u mij terechtwijst?"
Verbaasd blijf ik omkijken, want waar de stem vandaan komt, weet ik niet.
"Ga je me nu vertellen dat je niet weet wie ik ben? Dat uitgerekend jij je zo moet verlagen."
"Verlagen? Hoe bedoelt u?"
"Je bent een verrader. Je hebt mij verraden. Dat doe je iedere keer weer, elke morgen als je je ogen opent, verraad je me."
"U vermoeit me met uw woorden, u geselt me ermee. Het lijkt me dat ik degene ben die het recht heeft om te klagen, is het niet?"
"Dwaas!"
Dan is het stil. De echo van het gesprek weerklinkt in mijn gedachten. Ik voel mijn oogleden zwaarder worden. Vermoeid draai ik me om in bed, merk op dat mijn lakens nat zijn van het zweet en val dan wederom in slaap. In mijn dromen ren ik vrolijk rond, als kleine koter. Ik zie mijn ouders voor me, ze lachen naar me en kijken trots om zich heen. Ze zijn trots op me.

Bloed kleeft aan mijn handen, ik ben een verrader, maar ik heb het verdrongen. Ik schrik wakker, spring uit bed, ren naar de badkamer en kijk in de spiegel. Daarin zie ik mijn vader en mijn moeder. Maar zij leven toch niet meer? Ze liggen op het bed. Hartstikke dood zijn ze, ik zie ze liggen in de spiegel: het staat op mijn netvlies gebrand. En ik, ik heb het gedaan. Ik heb ze nog gekust, vlak voordat ik het grote mes tevoorschijn toverde waarmee ik als een bezetene hun kelen door heb gesneden.

"Hoe weet u ervan, hoe weet u van mijn daden?"
"Ik weet alles, dat zou jij toch moeten weten."
"Bent u het, Meester, in de gedaante van een vrouw?"
"Doe niet zo achterlijk, gedraag je niet als een idioot."

Ik ren naar de hoogste flat in het centrum. Het staat vast, ik zal mezelf ombrengen. Ik kan er niet meer tegen. Niet tegen mezelf, niet tegen mijn daden, niet tegen de duistere machten die me teisteren, niet tegen de vrouw en niet tegen het leven. Ik zal springen en mezelf verlossen. Ik zal de consequenties van het leven onder ogen zien: ik kies voor de dood. Door de draaideur spring ik naar binnen en hijg dan even uit. Ze hebben een trap en ze hebben een lift…


De ambulance kan niet hard rijden, de weg is slecht begaanbaar. Eigenlijk heb ik het aan de overheid te danken: zij hebben geen geld uitgetrokken voor nieuw asfalt, dat heeft ervoor gezorgd dat ik mijn doel bereikt heb. Ik ben bijna dood, en het ziekenhuis zal ik met dit tempo nooit gaan halen.
Mijn oogleden worden zwaarder, mijn hart maakt rare sprongen en ik voel mijn einde naderen. Daar staat de vrouw, ze kijkt me aan en vraagt me hoe het toch zo ver heeft kunnen komen… Net voordat ik het tijdelijke met het eeuwige zal verwisselen, zie ik haar naast me zitten, in de ziekenauto. Ze buigt zich over me heen…
"Moeder?"

© 2007/2008

Nou, ik ben benieuwd of jullie het wat vinden. Kom maar op met het commentaar. :-)

Laatst gewijzigd op 19-08-2020 om 14:33.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Seksualiteit Seksverhalen
Verwijderd
318 04-02-2013 14:43
Verhalen & Gedichten [verhaal]schrijftstijl
T_ID
10 28-10-2005 21:52
Verhalen & Gedichten [Deel verhaal] Schaduw van de Nacht - Het gebroken Land
Raxia
5 08-06-2004 16:55
Verhalen & Gedichten Boekbespreking: het kiezen van het boek!
Verwijderd
16 11-02-2004 15:14
Verhalen & Gedichten Heb jullie tips voor mijn verhaal?
Selina
7 10-12-2002 22:10
Levensbeschouwing & Filosofie Het verschil tussen de Bijbel en de Qu’ran gebaseerd op een lezing van dr. Gary Mille
Mirage2000
137 18-02-2002 08:16


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 18:16.