de stof voor Aardrijkskunde
op één of andere manier weet ik die niet. Je moet van een paar boeken niet alle hoofdstukken leren enzo, en ik weet dus niet welke. Iemand enig idee?
|
staat op www.ib-groep.nl :)
de onderwerpen voor dit jaar zijn: migratie en vervoer en natuur en milieu |
Citaat:
weet je toevallig ook waar op die site :bloos:? want ik kan op die site noooit vinden wat ik zoek op één of andere manier (n) |
ow heb het al, www.examen.nl
maarmaar, er staat hele andere stof die wij hebben opgekregen :mad: :nono: |
Citaat:
|
Moet je ook de kleine geografie van nederland leren? Mijn docente zei dat maar ik vind er nergens wat van terug?
|
Citaat:
wij moeten nog de 5 nederlandse landschappen leren.. vind ik ook nergens terug. |
Citaat:
|
Citaat:
maar veel van die dingen zijn ook in de atlas te vinden :) |
Citaat:
|
Van wereldwijs moet je leren :
Migratie en vervoer 1 t/m 4 Natuur en Milieu hfd 3 niet dus wel hfd 1 en 2 Dat betekend dus dat je die landschappen moet kennen: Losslandschap Zandlandschap Veenlandschap Duinlandschap Rivierkleilandschap Zeekleilandschap Maar je hoeft dus niet de klimaatverandering te leren. Dit is mij verteld op school. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Dan zal et wel alleen par 3 niet leren zijn. Was in iedergeval iets met hfd 3, maar ga het donderdag nog effe navragen op school.
|
Er zijn verschillende functies van het landschap, productiefunctie, informatiefunctie, regulatiefunctie en draagfunctie. Het boek wat ik heb doet hier nogal vaag over, zou iemand de verschillen kunnen uitleggen tussen deze functies?
Ik heb de Geo als boek, maar ik heb weinig uitleg gehad bij het boek en het boek is nogal vaag. |
Citaat:
1. De productiefunctie. Het natuurlijke milieu moet de mens veel producten leveren: a. Voedsel. b. Schoon water en schone lucht. c. Energie en grondstoffen. Denk aan de winning van aardgas, klei, zand en grind. 2. De draagfunctie. Voor alles wat we dagelijks doen, is ruimte en grond nodig. a. Er is ruimte nodig voor activiteiten en bouwwerken. b. Er is grond nodig met een goede draagkracht. Onze bouwwerken en wegen hebben een stevige grond nodig. Een zandgrond heeft meestal een goede draagkracht. Veen- en kleilagen zijn meestal vrij slap. c. Er is ruimte nodig voor de opvang van afvalstoffen. De opvang kan op twee manieren plaats vinden: door isolatie en door verdunning. Bij isolatie wordt het afval geconcentreerd op een stortplaats opgeborgen, bij verdunning worden de afvalstoffen in lucht of water geloosd. 3. De informatiefunctie. Natuur en landschap zijn voor de mens belangrijk als informatiebron. We halen veel kennis uit de natuur. Denk maar eens aan de landbouwgewassen of de ontdekking van medicijnen. De planten en dieren geven de mens ook signalen over veranderingen in de kwaliteit van het water, lucht en bodem. Zo verdwijnen korstmossen bij veel luchtverontreiniging door verzurende stoffen. 4. De regulatiefunctie. De natuur zorgt op allerlei manieren voor een evenwicht. Zo voorkomt het plantendek bodemerosie. De plantenwortels zorgen ervoor dat water goed de grond in kan zakken. En doordat water in de bladeren van planten verdampt, wordt de grond niet te nat. De bacteriën in bodem of lucht verwerken het organisch afval van planten en dieren. Ze zetten dit om in voedingsstoffen zodat die kunnen worden hergebruikt in de kringloop. |
Dat is al veel duidelijker, dankje. (y)
Kan een stuk grond ook meerdere functies hebben? Bijvoorbeeld een weiland, die kan bij informatiefunctie maar ook bij regulatiefunctie? |
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
NB. Voor de schoolexamens leerde ik altijd alleen de samenvattingen (rara, waarom is aardrijkskunde mijn slechtste vak :p)... |
Citaat:
Heeft iemand hier trouwens misschien een goede samenvatting over die landschappen? Ik vind dat echt moeilijk. :s |
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
Par. 1. 4 functies: 1). Productie functie 2). Draag functie 3). Informatie functie 4). Regulatie functie 1). Productie functie: landschap speelt rol bij het produceren van zowel stoffelijke goederen als diensten. bijv: drinkwater hout enz 2). Draag functie: landschap als ondergrond voor activiteiten en voor het plaatsen van inrichtingselementen. 3). Informatiefunctie: als het landschap jou iets te leren heeft bijv als er veel schadelijke stoffen in de lucht zijn het signaal is dan zure regen. Niet alleen noodsignalen maar ook belevingswaarde: gevoelens oproepen van schoonheid , verwondering enz enz. 4). Regulatie functie: bepaalde landschappen regulerend kunnen optreden, stadsparken verkoeling brengen op een hete zomerdag. Pa.r 2 Landschappen in nederland 2.5 miljoen jaar oud, aarde 4.7 miljard jaar oud dus Nederlandse landschap vrij jong. - verschillen van de landschappen voor belangrijkste deel veroorzaakt door 2 geologische processen: - voortdurende daling van de ondergrond; westen en noorden van Nederland vooral. En een groot deel van de Noordzeebodem.. dalend gebied langzaam opgevuld met materieel dat uit rivieren uit hoger gelegen delen van europa is aangevoerd. -klimaatveranderingen: laatste 2.5 miljoen jaar (het quartaire) grote temperatuur veranderingen, stijgen, dalen van de zeespiegel. Verandering plantengroei. - koudere perioden= glacialen - warmeren perioden = interglacialen vooral de glacialen hadden veel invloed op het landschap. Pleistoceen= warmere en koudere perioden wisselen elkaar af; ’s winters poolklimaat en zomers veel warmer dan nu. Puinwaaier= de bedding van de rivier raakt verstopt en de rivier zoekt een andere loop. Als zich dat vele malen herhaalt dan vormt zich een puinwaaier. Saaleijstijd: noordelijke helft van Nederland bedekt met ijs. Ijstongen: uitstulpingen, lange en kortere stukken ijs. Stuwwallen: gewicht van ijs stuwde het zand en het grind van de puinwaaier voor en naast de ijstongen op tot stuwwallen, in midden en oost Nederland zijn ze nog steeds te zien als heuvels. Morene: gesteente uit Scandinavië. Keileem: fijn gewreven morene met blokken met brokken steen. - laatste koude periode: het weichsel glaciaal; landijs Nederland niet bereikt zomer temperaturen onder de 5 graden Celsius. Grootse deel van Nederland en een deel van de Noordzeebodem was onbegroeid en de wind had vrij spel, wind veroorzaakte vaak zand en stof stormen. Bijna heel Nederland onder het stuifzand: dekzand Löss: heel fijn zand Hoogveen: resten van planten op de hogere zandgronden door stijging van de temperaturen ging de zeespiegel stijgen en kreeg Nederland de uiteindelijke vorm. Holocene temperatuur stijging had 2 gevolgen: - zeewater kwam ca. tot waar het nu de kust ligt. - Aangrenzend and steeg de grondwaterspiegel daardoor kon er dichte plantengroei ontstaan. Basisveen= planten verdronken, proces kon zich verder voortzetten. Strandwallen= langgerekte zandbanken. Oude duinen= droogvallende strand wallen zand ging verschuiven tot duintjes. Oude zeeklei= aanvoer vanuit de zee maar ook vanuit rivieren achter de duinen. Hollandveen= zeekleihoog genoeg was aangeslipt, plantengroei die uiteindelijk veen vormden, op de oude zeeklei kwam metersdik pakket veen. Laagveen= in verband met de ligging. Zeespiegel stijging zorgde voor 2 nieuwe afzettingen zuidwesten en het noorden brak zee door de duinen heen en spoelde veel laagveen weg. Diepe zeegaten met sterke geleidestroming, zorgde voor nieuwe aanvoer van zand langs de kust, nieuwe duinen (jonge duinen). Deze duinen waren een stuk hoger. Aan de andere kant werd in de opening in de kust weer zeeklei afgezet ( jonge zeeklei). Par. 3 Zes Nederlandse landschappen: 1) Lösslandschappen 2) Zandlandschappen 3) Rivierkleilandschappen 4) Veenlandschap 5) Hoogveenlandschap 6) Laagveenlandschap 1) losslandschap: loss geeft een vruchtbare bodem die makkelijk te bewerken is en het water goed kan vasthouden, als eerste in zuid Limburg 2) het zandlandschap: de woeste gronden : bossen en heidevelden. Essen: akkers met mest Groengronden: gebieden die als grasland werden gebruikt Gebied dat moeilijk te verbouwen is: onvruchtbare grond. Markegronden: weidegronden (woeste grond en de groengrond) waren in gemeenschappelijk bezit. Kenmerkend voor de situatie op de zandgrond was dat de akkerbouw totaal afhankelijk was van de mestproductie van de veehouderij. Kampontginningen: jonge mensen verlieten het dorp en vestigden zich aan de rand van het marke gebied. Par. 4 3) rivierkleilandschap: meanderen: typische kronkelvorm kribben: stenen die loodrecht op de oever zijn aangelegd om de oever te beschermen. Inklinken: kleilaag werd door vocht verlies dunner. Oeverwallen: zandige reliëf. Kommen: rivieren veranderden vroeger nog al eens van plaats, in het riviergebied een ingewikkeld vlechtwerk van oeverwallen met opgevulde met opgevulde beddingen (de stroom ruggen). 4) het veenlandschap: winning turf voor brandstof begon met graven van een kanaal in een moeras. Dalgrond is niet echt vruchtbaar. Leg akkers: uitgebaggerde veen werd op smalle resten van de percelen te drogen gelegden in turven verdeeld. Droogmakerijen: meren die drooggelegd worden. 2 soorten veenlanschap: hoogveen en laagveen. Duinlandschap: Zeereep: strakke duinstrook, zeereep vormt buitenste zeewering van de duinen, wind stuift er veel zout water tegen aan, daardoor houden maar weinig planten het vol. Helmgras: een grassoort die je veel ziet op het strand en die voorkomt dat het strand landinwaarts word geblazen. Belangrijkste functie van het duingebied is de zoetwater winnig. Het Noordelijke zeekleilandschap: Kwelder: mengsel van fijn zand en klei; zeeklei groot deel van dit gebied was toen al begroeid. Kwelderrug: strook zand ligt hoger. Het zuid westelijke zeeklei gebied: Opwassen: aangroei voor het land door sedimentatie op oudere afzettingen. Aanwassen: horizontale uitbreiding van het land. Reliefinversie: zand gevulde kreek op hoogte bleef klei en het veen ernaast klonken in en kwamen lager te liggen.daar ontstonden de vochtige poelgronden. Agrarisch bodemgebruik komt over een meet de hoogteligging. In de lage delen komt meestal grasland voor en in de hoge gebiedenakkerbouw of fruitteelt. Par. 5 Vermesting: te veel kunstmest gebruiken, de bodem kan niet alles opnemen en het overschot komt in het grondwater terecht. Wat wij een aantal jaren later opdrinken. Eutrofiering: het voedselrijker worden van de bodem, kan leiden tot kleineren soorten rijkdom aan planten in bepaalde gebieden. Verzuring: ammoniak is de grootste boosdoener gas komt vrij uit de mest die de rundveehouderij en de bio-industrie produceren. Van verzuring is sprake als de zuurgraad in het milieu stijgt. De effecten van verzuring zijn pas op langere termijn duidelijk waarneembaar omdat het aantal processen sluipenderwijs verlopen. 1 van de schadelijke gevolgen is dat de aluminium verbindingen in de bodem oplossen. Ze tasten planten aan. Behalve aluminium komen ook zware metalen vrij die door uitspoeling de kwaliteit van ons drinkwater ernstig bedreigen. Tasten ook gebouwen en beeldhouwwerk aan. Verdroging: daling van het grondwaterpeil vocht te korte afname en afname van de hoeveelheid kwel water. |
Zijn er hier toevallig nog mensen die de viaDELTA methode gebruiken en WEL weten wat ze daaruit moeten leren ? Wij hebben namelijk die methode maar ik kan er niet echt wijs uitkomen van wat we nou precies wel of niet moeten leren. :o
|
Citaat:
|
TIP: om de landschappen te onderscheiden. Zoek de landschappen op in de groten-atlas, bekijk daarvan de structuur. Deze zijn gemakkelijker te onderscheiden, dan wanneer je in je ak-boekje kijkt. Kijk zo wie zo eens wat je in je bosatlas allemaal kan vinden, je zult er verstelt van staan. Al dat gedoe van fluviaal enzo staat ALLEMAAL in je atlas, tevens ook Pleistoceen en Weichselijstijd enzo. Je kan daar ook de afzettingen uit afleiden.
|
Citaat:
|
je hebt natuur en mileu + migratie en vervoer, nou dat zijn 2 boekjes? Ik heb boekjes van Thiememeulenhof (de GEO), neem aan dat jij die ook hebt? De vijflandschappen, zijn loss, duin enzovoorts..die staan toch gewoon in je boekje? Het is dan toch logisch wanneer het examen over onder andere natuur en milieu gaat dat dit onderwerp aanspect komt? Als er nergens dan anderes wordt aangegeven dat je dat NIET moet leren, dan moet je het dus weten. En zo wie zo, wat ik al zei, natuur en mileu is gebaseerd op deze landschappen dus dat je ze moet kennen.....
Hoop dat je het snapt? Misschien snap ik jou vraag niet, maar dat zie ik morgen dan wel. Als je er moeite mee hebt, bekijk dan de structeren in de atlas, zo wie zo hoogteverschillen zijn een typerend kenmerk. Succes. als je vragen hebt..... |
Zijn er overigens mensen die Aardrijskunde 1,2 met behulp van de computer moeten maken? Compex examen? Het is 1/3 van het geheel. :S
Alleen het jammerlijke is, dat bijna niemand er echt vaardig mee is, en de leraar zelf er ook de nodige problemen mee heb! Houd me hart vast. ;) |
Weet iemand een site waar je kunt oefenen met opgaven etc voor AK ?
natuur en milieu is zo'n kutonderwerp. migratie en vervoer daarentegen (y) |
Denken jullie btw dat het moeilijk gaat worden? Ik heb er een heel slecht voorgevoel over... :(
|
Citaat:
|
Landschappen, staan allemaal ergens voor in het boek..
kan je de kenmerken zo aan afzien :) |
Ik mis de motivatie om na economie en geschiedenis nog voor aardrijkskunde te gaan leren...
ik doe denk gewoon de begrippen en al die landschappen doornemen en that's it. Ik heb nog nooit geleerd voor aardrijkskunde en ik sta een 7 gemiddeld, dus het moet te doen zijn denk ik. Veel kun je gewoon in de atlas vinden. |
als het beetje met een atlas klungelen is, ben ik blij. Als ze stof gaan vragen kan ik mijn 8 vergeten :(
|
Moet je eigenlijk je eigen atlas meenemen of krijg je die van school?
|
wij moeten zelf onze atlas meenemen, maar dat is per school verschillend
|
Citaat:
|
wij moeten hem een dag vantevoren inleveren, zodat je er niets in kan doen (dat kijken ze na)
|
aardrijkskunde wordt echt klote door dat compex examen, zelfs de lerares snapte er de ballen van, hoe wij dan
hoor dat je alleen moet weten hoe je combinatie beeld moet maken en bemonsteren enzo, opzich moet dat wel te doen zijn? maar ja of dit echt zo is |
Gelukkig heb ik veel moeten doen met die k**landschappen (o.a. 2e klassertjes lesgeven)... beetje herhalen dus... en migratie & vervoer... :cool:
|
Citaat:
:confused: Edit: wij krijgen de Atlas van school... |
onze docent aardrijkskunde zei dat bijvoorbeeld het dolfinarium valt onder de productiefunctie, maar dit snap ik niet zo goed; je zou toch juist verwachten dat het dolfinarium valt onder de draagfunctie? wie kan mij dit uitleggen?
|
Citaat:
Is het trouwens echt zo, dat als je AK gaat herkansen, dat je geen Compex krijgt? |
ak begrippen..??
weet iemand wat deze begrippen inhouden? :
- erosie - sedimenteren - ruilverkaveling - steilrand - meander |
Meander = een rivierbocht..rest week de precieze omschrijving nie uit mn hoofd..kzoek het zo wel eve op..
|
Citaat:
|
Dit hoort denk ik gewoon in het aardrijkskunde topic?
Maar goed euhm: erosie: transport van los materiaal door wind, water, ijs of zwaartekracht en schurende werking daarvan sedimentatie: achterlaten of afzetten van door wind, water, ijs of zwaartekracht meegenomen materiaal ruilverkaveling: herverkaveling van een landelijk gebied, waarbij er naar gestreefd wordt de productiviteit van de landbouw te verhogen door ruil van kavels, vergroting van percelen, opruiming van houtwallen en rechttrekken van sloten en beken. verlaagt doorgaans de biodiversiteit. de rest kan ik zo gauw ff niet vinden.. |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 09:36. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.