Bikinie-meisje |
09-08-2003 12:56 |
Een stukje uit mijn boekje
Ik vind het zelf heerlijk om te lezen, maar dat heb ik wel vaker met me eigen belevenissen, maar jullie mening graag :)
Om jou te vergeten nemen me vriendinnen mij vanavond mee uit zuipen. Natuurlijk niet op hun kosten, het zijn arme studenten. En liever ook niet op mijn kosten eigenlijk, ik ben een arme ik-werk-50uur-per-week. Dan maar op de kosten van de anonieme ‘barzitters’ (de mannen die aan de bar hangen, eenzaam, dromend op een leuke jonge meid die hun heel veel biertjes aftroggelt en ze daarna helemaal sufneukt). Jammer genoeg zijn de meeste van deze met Hoop! (geen leuk woordgrapje) besprenkelde mannen allang niet anoniem meer. Dat heb je met je stamkroeg, hé?
Eigenlijk mogen we het geen kroeg noemen, zij prefereren ‘muziekcafé’. Er hangen overal aan de muren muziekinstrumenten. Gitaren en trompetten, dwarsfluiten, verzin het, en het hangt er. In een klein hoekje achter in de zaak staat ook een (erg valse) piano. De stamgasten zijn zo langzamerhand ook mijn stampubliek geworden; ik heb al verschrikkelijk veel op deze piano gespeelt. Ze hebben me eraf getrokken, eraf ge-boe-roept en er af gelokt met een gratis glas wijn (wat uiteraard werkte). Ik heb die vreemde behoefte wel vaker, eigenlijk altijd, als er een piano staat, waar dan ook (voorbeeld: de grote, mooie, dure vleugel in het stampvolle café bij De Doelen; bespeeld, de kleine houten maar mooie, dure piano bij het Sportcentrum Dekker; een bruiloft mee verstoord), speel ik erop. En ik kan geen noten lezen, maar zelf vind ik natuurlijk dat ik met ware kunst en echte klassiek bezig ben.
Nog even terug over mijn kroegje, mijn lieve, kleine café-tje, het muziekcafé Brouwhuis op het Stadhuisplein te Zoetermeer (onder vrienden: Brouwie). Ik denk dat ik hier zo’n honderdzesentachtig jaarsalarissen heb opgezopen (met dank aan de ‘barzitters’), in zo’n vijf jaar tijd (ik was er inderdaad vroeg bij). Maar pas afgelopen maandag heb ik Dé Eigenaar ontmoet. De eigenaar van bijna alle tenten in mijn dorpje/stadje/plekje. Het was bevrijdingsdag en op het Marktplein trad Henk Westbroek op. Erg leuk natuurlijk, maar niet voor onze generatie. En dat bleek maar weer toen ik ineens per ongeluk express in contact kwam met vier van de bandleden van Henkie; dat waren een stel dooie kutfiguren, die echt alles op alles zette om ons mee te krijgen in de auto (en een flink potje te neuken). Ik dumpte mijn andere vriendin bij hun, glipte zelf weg om in een innige omhelzing te eindigen met haar ex-vriendje, terwijl vriendinlief kots-moves maakte naar mij. Het was niet duidelijk of ze walgde van de ‘gasten’ of van mijn plotselinge close-heid met haar nieuwste ex. Bevrijdingsdag was verder erg geslaagd; we wilden erna nog verdergaan maar er was absoluut niemand in de buurt met zowel een auto als de mogelijkheid nog te rijden (behalve de o-zo-vriendelijke "wij brengen je wel"-band), de treinen waren ermee gestopt (er waren bussen ingezet; niet te vinden), het ex-je en me vriendin waren elkaar voor de fun in elkaar aan het schoppen, en me andere vriendin liep waggelend over straat te roepen bij elk, duidelijk dicht café waar we langs liepen: kijek jjongenss, hiierrr kunnennn we njog welj watt dtrinkennn!
Heb geen medelijden met me jongens, dankzij deze eerste avond-op-stap-die-we-belachelijk-vroeg-maken heb ik voor jullie kunnen schrijven! Of moeten jullie nu medelijden met jezelf krijgen?
Ik ga jullie wat over mijn familie vertellen. Mijn vader drinkt graag. Mijn broertje steekt graag een jointje op en beschildert/bespuit graag openbare gebouwen. Mijn zusje doet alles graag (net als ik, typisch). En mijn moeder irriteert mij graag. Begrijp me niet verkeerd hoor, mijn moeder is een schat van een mens, veel te behulpzaam en veel te aardig. Ik doe het ook niet express of ‘met voorbedachten rade’, dat ik zo afentoe, zo heeel afentoe een beetje lullig uit de hoek kom. Ik zal je een (erg recent) voorbeeld geven: ik zit lekker op mijn zolderkamertje te schrijven over mijn grote liefde, de zon in mijn leven (en ik niet de zijne), de bloemetjes die bloeien (stap er maar over heen!) en al die andere verliefde onzin, tot ik door de intercom (‘Angela! Heb je nog een baby-foon? Hahahaha!’) hoor: ‘Angela! Het eten is klaar! Godverdomme, heb ik weer. Ben ik net lekker bezig, wordt ik in mijn uiterste en diepe concentratie gestoord voor zo’n secundaire levensbehoefte als eten, belachelijk. Natuurlijk ben je meteen je zin kwijt, en geïrriteerd (maar stiekem toch hongerig) ren je naar beneden. Vervolgens begint mijn allerliefste moeder over een verjaardag, en de moeder van het ‘feestvarken’. ‘Want ja, ze is plotseling blind aan twee ogen en haar kleinzoon is natuurlijk die ene morgen met fiets en al in de gracht gevonden, nou meid, die heeft het echt even moeilijk hoor! En je weet natuurlijk wat er aan de hand is met haar twee dochters, en die erge ziekte’. Nee. Dat weet ik niet. En het was ook nooit mijn bedoeling dat te weten eigenlijk. Dus ik probeer dat rustig en netjes en beschaafd uit te leggen (ik zei: probeer), en dat ik andermans familieleed niet hoefde te weten tot ze mij in vertrouwen zouden nemen, etcetera, etcetera, bla bla. Alleen jammer dat ik dat afsnauwende toontje niet uit mijn stem krijg (ik weet dat ik jou ook altijd afsnauw, dat is in ieder geval nooit mijn bedoeling geweest (nou ja, nooit…)).
‘My heart is drenched in wine’, dat zingt ze nu. Hoe krijg je dat voor elkaar? Moet je je helemaal klemzuipen eerst? Ik beslis nu, hier, tussen ons, dat ík, vanavond zoveel wijn ga drinken dat mijn hartje niet alleen erin gedoopt wordt, maar er ook meteen, gewoon in verdrinkt, ik nooit meer verliefd hoef te zijn, en de wereld weer stralend, mooi en fantastisch! kan zijn, daarmee bedoel ik: ook als je niet op vijf meter afstand van me staat. Eigenlijk heb ik een cadeautje voor mijzelf (of voor jou: wil je het hebben?) gekocht. We hadden het gister over het boek. Een van mijn lievelingsboeken. Sinds de bibliotheek mij een boek had laten betalen, wat ik absoluut niet in huis had en absoluut had teruggebracht, heb ik geen abonnement meer op de bieb. Dus ik koop maar (voor zolang ik nog geld heb). Ik begon met een Giphart-collectie (ik mis er nog eentje, die ik overigens & (<-- speciaal voor Giph) uiteraard, natuurlijk wel allang gelezen had), maar nu moest ik toch écht dit boek kopen, hier begon destijds mijn hele ik-ben-filosoof-periode mee, ‘De Wereld van Sofie’. Dit was jeugdsentiment! (zei het meisje van achttien lentes jong). Ik kwam in de boekenwinkel, zag, en kocht. De lieve man, die me sinds het beltegoed opwaarderen en het plotselinge geen bereik (zeg maar: saldo 0) van mijn pinpasje, groet als een vaste klant, vond dat het ingepakt moest worden. Nou, pak het dan maar in, hé. Hij zei wel nog heel erg aardig dat ik beter in een boekenwinkel kon werken als bij een strandtent. Dan heb je blijkbaar een boeken-verkoop-talent, als je over boeken een verhaaltje kunt vertellen.
|