Wiskunde B(1)
Ik zie net op de kennisnetsite staan, dat continue dynamische modellen niet tot het eindexamenprogramma behoren. Maar wat wordt er met continue dynamische modellen eigenlijk bedoelt?
|
sorry, valt dat onder wiskunde B1??
he er nog nooit van gehoord |
ja, wiskunde B1 en B1,2
|
Uit Getal en Ruimte NG/NT 4 is het hoofdstuk 6
|
Dat zijn toch differentiaalvergelijkingen enzo?
|
Citaat:
De naam zegt het al, het is continu en het is dynamisch. Bijvoorbeeld er is gegeven dat de uitstroom van massa uit een bepaald systeem constant is, dit valt dan te beschrijven met dm/dt=c met c<0 maargoed dit blijkt dus niet tot de tentamenstof te behoren, jammer..... wordt het vak nog verder uigekleed. |
Daar ben ik dus absoluut niet rouwig om :o Maar inderdaad wat al gezegd is.
|
dat is standaard ieder jaar uitgesloten .....
|
Nja, het is toch al terug gekomen in de SE's. Vond 't niet echt moeilijk, had liever gehad dat de meetkunde achterwege werd gelaten..
|
Citaat:
|
continue dynamische modellen moet worden behandeld en getoetst voor het SE. Bij ons is het behandeld en hebben we er een tentamen over gekregen. Op andere scholen gaat een practische opdracht erover. Maar het moet wel aan bod komen in het SE.
|
hmm dat hoofdstuk hebben wij nooit behandeld :)
|
ik wil net een topic b12 openen om het te vragen, dacht ik "of zou het hier misschien staan?" ik weet niet precies wat het is, maar de pagina's in de eamenbundel zien er eng genoeg uit.
is het jullie opgevallen dat die examens achterin echt bijna uit iets van 20 specefieke sommen is opgebouwd ofzo? |
differentiaalvergelijkingen worden niet getoetst op het eindexamen (maar ze moeten echter wel zijn behandeld op het schoolexamen). Je zult dus geen enge dy/dx'en krijgen ;)
|
Citaat:
whaaaaat! differentiaaldingessen zijn juist een fijn onderwerp... je hebt het toch sowieso nodig voor superveel onderdelen? wij hebben bijvoorbeeld ook de stelling van l'hopital geleerd, die je bij limieten kunt gebruiken. (das wel gaaf, onze leraar leert ons allemaal truukjes die we eigenlijk nog niet hoeven te weten, maar wel super handig zijn, en dan mogenw e die op het examen gebruiken) |
Citaat:
|
Citaat:
hetzelfde lompe met sk dat ze evenwichten gaan schrappen --> bijna alles is evenwicht :s |
Citaat:
|
Citaat:
|
Ik snap een vraag niet uit de examenbundel. Is een oefenvraag van Combinatoriek, kansrekening, toetsen. Blz. 71, som 30.
Aangenomen werd: m=3592, s=96. Iemand denkt dat dat hoger ligt. Een steekproef onder 200 proefpersonen gaf een gemiddelde van 3605. Onderzoek of dit steekproefresultaat voldoende aanleiding geeft deze onderzoeker gelijk te geven. Neem als significantieniveau a=0,05. Dus je stelt de volgende proef op: H0: m=3592 H1: m>3592 s=96 n=200 Dus ik dacht: normalcdf(3605,999999999,3592,96) maar dat is niet goed. Bij de uitwerkingen hebben ze het over een Z-toets, maar daarmee hebben wij nooit gewerkt! Het moet toch ook op een andere manier kunnen? En waar vind ik eventueel die Z-toets op de GR (TI-83)? (staat wel onder catalogus, maar dan kan je alleen kiezen voor m is ongelijk aan en niet m is groter dan) Wie helpt me deze som op te lossen? Snap niet dat ik er niet uitkom, want dit is 't makkelijkste onderdeel :$ |
Bij de Z-toets toets je het gemiddelde van een normale verdeling. Je hebt daar inderdaad een kant en klare functie voor op je GRM, maar deze som zou je gewoon met de normale verdeling functie van je GRM moeten kunnen oplossen. Ik heb een Casio, dus ik weet niet wat jij in moet toetsen.
Je moet iig P(X > 3605) uitrekenen, waarbij X Norm(3592 ; 96/sqrt(200)) verdeeld is (waarschijnlijk ben je die wortel vergeten :) ). Als deze kans kleiner of gelijk is aan 0,05 dan moet H0 verworpen worden en heeft de onderzoeker gelijk. |
De z-test zit onder de knop STAT daarna naar TESTS en dan de bovenste dus (Z-TEST)
En in je berekening ben je inderdaad vergeten dat de s van je toets gedeeld moet worden door de wortel van n dus dan wordt het 96/wortel200 Dus: Normalcdf(3605,10^99,3592,96/wortel200) en dat geeft als antwoord 0,028, dus verwerp je H0 trouwens misschien een goede tip: op de GR zit de functie Solver, waarmee je echt veel dingen kunt berekenen. En aangezien je op je examen alleen exacte antwoorden moet geven als dat aangegeven wordt (bereken exact,bereken mbv differentiëren enz.) en als er staat bereken of toon aan, mag je dus je GR gebruiken. Als je een uitgewerkt stencil erover wilt moet je maar ff PM-en, ik haalde altijd 3en en kwam er bij m'n vorige toets achter dat dit ook mocht en haalde opeens een 10 en m'n leraar begreep er niks van...... Had ie maar er neer moeten zetten: bereken exact ;) |
Oeps.. de wortel n wet :o
Bedankt iig! En ik ga idd even kijken naar die functies :) |
Hoi weet iemand hoe het werkt met die GM? binomcdf/binompdf/ncr/npr/sum(seq( ??????
ik ben ook zo'n GM nerd word er wanhopig van AAAAAAAAH |
GR bedoel je? En wat snap je dan niet precies? Waar de functies zitten? Waar je ze voor kan gebruiken? Of in welke volgorde je de gegevens moet invullen?
|
Citaat:
|
Dat hoofdstuk heb ik nooit geleerd. Dat ik er een opgave over moest laten schieten op een se had ik er wel voor over. :o
Kans wordt kut. Waarom hebben ze dat gewoon niet bij de alfa kant gelaten? :s |
Nee joh, die kansberekening is TE simpel! De vragen van de vorige examens althans.
|
ik zou het vooral niet onderschatten, en niet te lyrisch worden wanneer je een uitwerking ziet en denkt dat je dat ook wel had kunnen verzinnen!
|
Daar moet je inderdaad mee uitkijken. Maar ik ga altijd pas naar de antwoorden als ik zo'n proefexamen helemaal heb afgemaakt.
|
Citaat:
|
Ik ben nu bezig met kansrekenen maar het is alweer zo lang terug...
Kan iemand mij misschien vertellen hoe je (7 boven 2) op je Gr uitrekend?! Ik weet het echt niet meer :o |
Citaat:
|
7 nCr 2
nCr: MATH -> PRB -> 3 |
Citaat:
maar ik deed C 7,2 ofzo, inplaats van 7C2. |
Citaat:
--> 7 nCr 2 = 7! / 2!5! = 7 x 6 / 2 x 1 = 42 / 2 = 21 |
Zijn er ook mensen die de methode Netwerk gebruiken, en zo ja, wat moeten die allemaal leren.
Want wij moeten A1/B1 deel 1 Hoofdstuk 8 B1 deel 3 B1 deel 4 B1 deel 5 leren. Maar dat boek A1/B1 dat heb ik nergens meer volgens mij. Niemand bij ons op school volgens mij. Als iemand t toevallig heeft kan die dan ff zeggen waar t over gaat oid. Of scannen als je heel aardig bent :o |
ik heb vorig jaar netwerk gebruikt. Van netwerk hoefde ik alleen de delen van de 5e en 6e te kennen en dan de kansberekening uit de 4e.
|
hey mensen ik ben nu ff aan het oefenen met integreren, alleen kom ik er met de booglengtes van een grafiek niet uit, waarschijnlijk heel simpel maar ik zie het licht niet :(
Code:
de primitieve van f(x)= (1+2.25x)^.5 ik heb het antwoord al maar ik weet niet hoe je daar bij zou komen: Code:
4/9(1+2.25x)^1.5 |
Citaat:
dus de primiteve zou dan in prinicpe worden: 2/3 * ( 1 + 2,25x)^1,5 maar als we deze primitieve gaan differentieren, dan komen we op: 2/3 * 3/2 * (1 + 2,25x)^0,5 * 2,25. We moeten dus in de primitieve nog vermenigvuldigen met 1/2,25 vanwege de kettingregel. De primitieve wordt dus: 2/3 * 1/2,25 * (1 + 2,25x)^1,5 = 8/27 * (1+2,25x)^1,5 jouw primitieve was dus niet helemaal juist |
Daar kom ik ook op uit inderdaad :)
|
Kan iemand mij uitleggen hoe je vraag 11 van het Wiskunde B1 examen 2004, 2e tijdvak uitrekent, want ik begrijp het correctiemodel niet.
|
Citaat:
plot y1=1+sinkwadraatx+cos 2x met venster [0,2pi]*[1,2] min is 1 max is 2 daaruit volgt a=(1+2)/2=1,5 b=2-1,5=0,5 periode = pi dus c is 2pi/pi=2 beginpunt sinusoïde is 3/4e pi naar rechts geschoven, dus d=3/4pi Weet iemand trouwens misschien of je de z-test mag gebruiken op het examen? Of is het alleen een controle voor jezelf? |
je zult moeten gaan sommeren:
per dag is de voedselbehoefte: 1 persoon heeft een voedselbehoefte van 0,4 kg. De bevolkingsgrootte per dag wordt gegeven door: B = 228 * 1000 *e^[(0,1 /360) * t] want 1 jaar bevat 360 dagen volgens de opgave en dus is de formule voor 1 dag dus bovenstaand. Dus we krijgen voor de voedselbehoefte per dag: 0,4 * 228 * 1000 *e^[(0,1 / 360) * t] we moeten dan gaan sommeren van dag 0 tot en met dag 359 dus: V = (som van 0 tot 359) van bovenstaande formule. dus: sum(seq(formule, x , 0 , 359)) levert V =34524920 kilogram op Wat het model heeft gedaan: ze hebben er een meetkundige rij van gemaakt, dus een rij met een constante vermenigvuldigingsterm. Dan krijg je voor de som over de eerste n termen de formule: S = (eerstvolgende term - eerste term) / (reden - 1) de 361e term is 0,4 x 228 * 1000 x e^[0,1 * 360/360] = 100791,5877 de eerste term is: 0,4 x 228 * 1000 = 91200 de reden is: e^(0,1/360) dus krijgen we: S = 34524920 kg begrijp je ? |
Citaat:
|
Citaat:
|
dat staat bij list en dan moet je ff kijken in de 2e en 3e menu. (ops en calc of zoiets). Je zult dan op het scherm zien: sum(seq(
|
Citaat:
|
Maar ik heb het List gedeelte nu gevonden en dan staat er
5: seq( 6: cumSum( is het dan cumSum? En zo ja, wat moet je dan vervolgens intypen? En moet je het als grafiek laten tekenen of gewoon zo uitrekenen? En ik heb geen idee waarom mn leraar dit nooit gewoon heeft verteld. |
Citaat:
dan krijg je sum(seq(formule, x, ondergrens,bovengrens)) x is dus de variabele in de formule. Je hoeft geen grafiek te laten tekenen want bovenstaande rekent de grm gewoon uit in het normale scherm. |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 19:00. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.