Industriele Revolutie, wat was de hoofdoorzaak, of waren er meerder oorzaken?
Was er een beslissende factor en waarom in Engeland?
Een zogenaamde prime mover? of was er een reeks samenhangende in elkaar grijpende factoren? Samenhang tussen landbouwvernieuwingen, demografische doorbraak, koloniale waren in Engeland 18e eeuw. Hoe denken jullie hierover? En is dit misschien al bewezen? Archont |
Culturele en maatschappelijke vakken is een betere plaats hiervoor dunkt me.
Tevens zijn er boeken gevuld over dat onderwerp. |
Citaat:
Hier is: A. Een groter scala aan meningen en uitlopende ideeen. B. Veelal is er op N&A een beter beargumenteerde mening of idee t.o.v het probleem en zal ''dom geroep'' sneller tot orde worden geroepen. Daardoor wil ik liever dat dit op N&A blijft. Ik hoop dat de betreffende forumbaas naar mijn mening over waar dit topic hoort kijkt en het misschien in zijn overweging wil meenemen. |
Citaat:
Dit soort Geschiedenis staat nooit vast. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Maar toch, ik weet niet of je hier thuis bent, maar wat denk jij er van?
Vooruitstrevend kapitalisme? Innovatie? Ecologie? Etc...? Of toch een samenhang van gebeurtenissen waardoor júíst Engeland doorbrak en de Industriele Revolutie kon beginnen. |
Ikzelf kan me wel vinden in de :
ecologische oorsprong van de revolutie. Was een van de belangrijkste oorzaken. Hierbij denk ik niet dat je kan zeggen dat er maar één oorzaak is. Verder kan ik me dus wel vinden in deze bron: De ecologische oorsprong van de Industriële Revolutie. De Industriële Revolutie heeft generaties van historici beziggehouden. Met de term wordt de overgang aangeduid die tussen 1760 en 1830 in Engeland plaatsvond, de mechanisatie van de katoennijverheid en ijzerproduktie, de invoering van stoommachines, en de komst van de fabriek. Al in de negentiende eeuw werd de term gebruikt, vooral de diegenen die iets wilden doen aan wat zij zagen als de trieste resultaten van deze ontwikkeling, achterbuurten, verpaupering, sociale desintegratie. Latere economische historici wilden vooral weten hoe deze snelle ontwikkeling tot stand was gekomen, en spraken van een `take off' (Rostow) of `spurt' (Gerschenkron). Zij zochten naar achterliggende economische mechanismen, en hadden meer oog voor de positieve gevolgen, het ontstaan van een moderne economie, groei van de levensstandaard en het bruto nationaal produkt. De afgelopen decennia is het beeld van de Industriële Revolutie als de big bang van de moderniteit echter op deskundige wijze afgebroken. Er is op gewezen dat het eerder een gradueel proces betrof dan een revolutie, dat de stoommachine maar een marginale rol heeft gespeeld, dat lokale verscheidenheid groot was, dat `proto-industrialisering' een belangrijk factor is geweest, dat vernieuwing in de agrarische sector (er wordt zelf van `de agrarische revolutie' gesproken) een onmisbare basis had gelegd, dat de staat het industrialiseringsproces proces bevorderd heeft - dit in tegenstelling tot de visie dat het proces het resultaat was van een nieuwe, liberale `laissez faire' politiek, dat veranderingen in consumptie-patronen een grote stimulans waren, en dat de veranderende verhouding tussen man en vrouw evenzeer oorzaak als gevolg van het proces waren. Maar over twee dingen zijn vriend en vijand het eens; de ontwikkeling zette in Engeland in, en wordt bovenal getypeerd door een overgang van naar een `mineral based energy economy', met andere woorden, steenkool werd de voornaamste bron voor energie. Ecologische omstandigheden hebben zonder twijfel een grote rol gespeeld bij de Industriële Revolutie in Engeland in de achttiende eeuw. Tot de achttiende eeuw leverde het eiland alles waar de mens behoefte aan had: voedsel, drank, wol voor kleding, hout als bouw- en brandstof, paarden voor transport. Toen na de teruggang na circa 1700 de Engelse bevolking weer begon te groeien, werd de behoefte aan deze grondstoffen groter. Het gevolg was dat woest land in cultuur werd gebracht en moerassen werden ingepolderd, soms met Nederlandse hulp. De grond die gemeenschappelijk bezit van een dorp was, kwam steeds vaker in handen van particulieren en werd dan gebruikt voor meer intensieve bebouwing ('enclosures'). Van een graanexporterend land werd Engeland in deze periode een graanimporteur. De toenemende bevolkingsdruk leidde tot schaarste aan voedsel en grondstoffen. Waarom eindigden de Engelsen niet, zoals de Paaseilanders, als koppensnellers? Dat kwam omdat er met creativiteit naar oplossingen werd gezocht. Het eerst voelbaar werd het tekort aan hout, belangrijk als bouwmateriaal en brandstof. Voor de bouw werd steeds meer hout geïmporteerd, vooral uit Scandinavië. Ook ging men steeds meer in steen te bouwen. Als brandstof werd hout vervangen door steenkool, niet alleen in huizen, maar ook in industrieën bij de produktie van glas (1610), bier (het drogen van mout, 1640), smelten van lood, koper en tin (1680). Alleen in de ijzerindustrie bleef hout, met name houtskool, als brandstof onmisbaar. Het winnen van ijzer uit erts vereiste hoogovens met een dermate hoge temperatuur, dat deze alleen door hout te stoken kon worden bereikt. De uitvinding van de door steenkool gestookte hoogoven, door Abraham Derby in 1709, loste dit grondstof probleem op. Deze uitvinding stond aan de basis van de Industriële Revolutie, en vormde een stimulans voor de uitbreiding van de ijzerwinning. Ook bij de mijnbouw speelde een grondstoffenprobleem: de ijzeraders die het dicht aan de oppervlakte lagen raakten uitgeput, en bij winning op grotere diepte stuitte men op het grondwater. Alleen wanneer dat werd weggepompt kon men dieper de grond in. Pompen werden aangedreven door mensen- , paarden- of windkracht, maar de opgewekte kracht bleef gering. Ook hier kwam de techniek te hulp. Al in 1631 werd de eerste stoommachine ontwikkeld om mijnpompen aan te drijven, al duurde het tot 1698 voordat de eerste bruikbare machine werd geconstrueerd, de 'Miners Friend'. In de achttiende eeuw volgde de perfectionering van de stoommachine onder andere door Boulton en Watt. Kortom, het ecologische, en door de mens zelf veroorzaakte, tekort aan hout was een belangrijke stimulans voor de Industriële Revolutie: vervangende grondstoffen vereisten nieuwe technieken, die op hun beurt de produktie stimuleerden. Op andere gebieden is het zelfde patroon terug te vinden. Behalve in de mijnbouw en staalproductie brak de Industriële Revolutie het eerst door in de textielindustrie. Hier ging het om de vervanging, ditmaal van het inlandse produkt wol door uit de koloniën, Indië en Amerika, geïmporteerde katoen. De katoenindustrie ontwikkelde zich na circa 1760 in een razend tempo, vooral bevorderd door technische vernieuwingen op het gebied van spinnen en weven. Ook de grenzen van het traditionele vervoersysteem moesten doorbroken worden om de Industriële Revolutie mogelijk te maken. Paarden waren niet geschikt voor bulk transport, bovendien waren ze duur. Ze werden gevoed met haver en andere granen, en waren daardoor directe concurrenten van de mens. De behoefte aan transport groeide echter, bijvoorbeeld omdat steenkool en ijzer slechts op bepaalde plaatsen in de grond aanwezig waren en naar elkaar toe moesten worden gebracht voor verdere verwerking. Het vervoerprobleem werd in eerste instantie opgelost door de aanleg van kanalen. Trekschuiten werden weliswaar nog steeds aangedreven door paarden, soms zelfs door mensen, maar hun energie werd op veel efficiëntere manier gebruikt dan bij vervoer over de weg. Later werden spoorwegen aangelegd, waardoor het paard als lastdier uit de geschiedenis verdween. In de negentiende eeuw bleef het paard nog slechts een vervoermiddel voor de betere standen, om pas na 1900 plaats te maken voor fiets en auto. De oorlog met Napoleon had de Engelsen er extra bewust van gemaakt hoe duur paarden waren. Er moest zoveel voedsel naar de andere kant van het Kanaal worden gezonden om de paarden in leven te houden dat in het land zelf grote prijsstijgingen optraden, en zelfs voedselrellen plaatsvonden. Toch duurde het tot na de Eerste Wereldoorlog voordat de cavalerie paarden verving door gemotoriseerde tanks. Voor tal van andere produkten begon een vervangingsproces, meestal van organisch naar anorganisch materiaal, zoals van hout naar steenkool en steen. Verlichting werd, om een laatste voorbeeld te geven, eeuwenlang verzorgd met waskaarsen, gemaakt van dierlijke vetten. Zulke kaarsen waren door schaarste van de grondstof duur; arme mensen hadden dan ook geen kaarsen in huis. De contributie van de leden van het Groningse gilde van de bakkersknecht werd 'wasgeld' genoemd: het geld was vooral bestemd voor de aanschaf van kaarsen die werden ontstoken in de kerk waar de gildeleden hun religieuze verplichtingen na moesten komen. Voor waskaarsen in de plaats kwam in de negentiende eeuw gasverlichting op basis van vergaste steenkool, wat veel goedkoper en efficiënter was. Het zoeken van vervangingsmiddelen is tot op heden een drijvende kracht achter de economische ontwikkeling. Natuurlijk vormde de zoektocht naar vervangende grondstoffen niet de enige oorzaak van de Industriële Revolutie, zo'n monocausale voorstelling zou geen historicus willen geven, maar het is een factor te midden van andere. De geschiedenis van de mensheid in relatie tot grondstoffen kan bovendien nog op een geheel andere wijze geschreven worden: ze vormen millennia lang een bron van wrijving en een oorzaak van oorlogen, waarbij goud en zilver in de loop der tijd werd vervangen door ijzer en steenkool, later door olie (het zwarte goud) en in de toekomst mogelijk door water (het witte goud). Tenslotte kan men zich afvragen waarom de Industriële Revolutie in Engeland plaatsvond en niet in de Republiek der Verenigde Nederlanden, in menig opzicht de meest moderne samenleving van pre-industrieel Europa. Ook deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Een factor is dat hier brandstof in overvloed was, turf. Toen Nederlandse oorlogsschepen in de zeventiende eeuw twee Engelse vrachtschepen met steenkool opbrachten naar Rotterdam, bleek er hier geen koper voor te vinden te zijn. Ook op andere punten ontbrak kennelijk een voldoende basis, want Nederland industrialiseerde pas ver in de negentiende eeuw. Dit in tegenstelling tot België - na de afscheiding - waar wel kolen in de grond zaten, en dat als eerste land op het continent een moderne, zware industrie ontwikkelde. Bron: Dr. R.M.Dekker Sociale en Politieke Aspecten van Pre-Industriële Samenlevingen |
Dit is meer wat voor het geschiedenisforum.
Ik weet niet waarom, maar ik kijk nooit op het geschiedenisforum. En dit terwijl dat een redelijke interesse van me is! |
Engeland was economisch voor een groot gedeelte afhankelijk van de uitvoer van wol. Juist in de stoffenindrustrie waren de vroege industriele uitvindingen nuttig. Daarnaast had Engeland veel kolen in de grond. De kolonien zorden voor een bron van grondstoffen (katoen) en voor een afzetmarkt.
Engelse rijken (veelal grondbezittende adel) investeerden hun geld graag in hun eigen bezit, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Nederlanders, die meer in anderen en in het buitenland investeerden. |
Dat komt voornamelijk door de ontwikkeling van de wetenschap. Na de Renaissance werd het juk van de klassieken afgeworpen en werd de eerste primitieve wetenschappelijke methode ontwikkeld. De voornaamste figuur was Newton, niet verrassend dus een Engelsman.
|
Citaat:
Daarnaast is het wel toeval dat Newton een Engelsman was. Het grote merendeel van scientific thought was in Frankrijk geconcentreerd. ;) |
Citaat:
|
Citaat:
Of ze van die kolonien al erg rijk waren betwijfel ik trouwens. Kolonien waren toen niet veel meer dan handelsposten, en de vestigingskolonien (VS, Australie) kostten geloof ik meer geld dan ze opleverden. Belangrijker is denk ik dat Engeland de baas was op de zeeen, en daardoor gemakkelijker konden handelen. |
oorzaak:
Opkomst van sneller transport mensen en goederen |
Citaat:
|
Nee de oorzaak = Stoommachine.
|
Citaat:
|
Citaat:
|
De Industriële Revolutie was al een tijdje geleden toch?
|
Citaat:
|
Je hebt gewoon een opdracht voor school omgebouwd tot een forumvraag, die je waarschijnlijk gewoon gaat copy/pasten en inleveren (y)
Hulde |
SD, je sig. :D (y)
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
"1775 - James Watt verkoopt de eerste stoommachine." "Denis Papin (1647-1712) bouwde de eerste stoommachine." "Want in 1765 was aan de overzijde van het Kanaal door James Watt de eerste stoommachine gebouwd." "In het jaar 1712 vond de Engelsman Newcomen de eerste stoommachine uit." Schiet mij maar lek. :D |
Heron van Alexandrië maakte machines die werkten dmv stoom.
Bijvoorbeeld de Aeolipile. Maar of je dat echt een 'steam engine' kon noemen weet ik niet. En ook voor James Watt heb je een lange historie met allerlei machines die stoom gebruiken. Daar dat stond dan nog totaal los van een industriele revolutie. Die was toen nog niet mogelijk. Je hebt ook Edward Somerset, Samuel Morland en Thomas Savery nog. Allemaal eerder an Newcomen. Edward Somerset bouwde de eerste stoommachine die echt direct commercieel ingezet kon worden. |
Citaat:
Citaat:
|
Ja, en dus kun je concluderen dat het niet alleen de kennis was om stoommachines te bouwen die de IR begon. Het was ook de commerciele vraag naar machines die het werk van mensen over konden nemen. Dat was daar voor niet en dus werden stoommachines ook niet doorontwikkeld.
Maar het is altijd moeilijk te verklaren waarom het toen ineens wel gebeurde. Net zoals de vraag waarom de mens ineens in dorpen ginven wonen en gewassen gingen verbouwen. Dat hadden ze ook veel veel eerder kunnen doen. Misschien is het gewoon voor een groot deel toeval. Als het gebeurd dan moet het toch een keer gebeuren. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Grondstof, het van hout naar steenkool gaan vind ik een van de belangrijkste punten hierdoor kwamen er nieuwe technieken en zodoende meer productie etc..
|
En arbeid zal wel duur geweest zijn, zodat het daadwerkelijk winstgevend was om zo'n duur onding (want dat waren het) in te zetten. Zolang mensenarbeid goedkoper is, is er geen reden om die machine verder te ontwikkelen.
|
Vergeet de division of labour niet. Ook een niet onbelangrijke ontwikkeling, anders was het allemaal bij kleinschalige workshops gebleven en was er nooit een industrie ontstaan.
|
Citaat:
Het is natuurlijk een samenhang van in elkaar grijpende factoren, en ik had het hier laatst op school over en vroeg me af hoe jullie erover dachten. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
Met stoommachines kon steeds meer dingen ge-automatiseerd worden. |
Citaat:
|
Citaat:
Btw, wat T_ID zegt, mechanisatie. |
Citaat:
Citaat:
|
Mwo, hier in An Introduction to Human Geography schrijft Terry Slater voor Engeland dat een grote aanjager van de industriële revolutie was dat grote stukken land van de kerk onteigend werken en overgedragen werden aan seculiere krachten. Met het einde van de wurggreep van de kerk op de landerijen was de weg vrij voor andere processen, waaronder die processen die de industriële revolutie startten. En uit de middelbare school boekjes natuurlijk: de enclosure movement.
Het boek verhaalt over ene Willam Stumpe die na het decreet van Henry VIII een abdij ombouwd tot een enorme weeffabriek, terwijl een dergelijke onderneming onder het juk van de kerk uitgeperst zou zijn en financieel onhaalbaar was geweest. In dat opzicht is de mate waarin religie is afgebroken bepalend voor het op gang komen van de vooruitgang die de industriële revolutie versnelde en kenmerkte. Oost-Europa gebeurde weinig aan de beteugeling van de kerk en andere machtsverhoudingen, behalve een enkele verloren vorst in Polen, en de kerk hield op zijn beurt de adel in het zadel. Het patroon handhaaft zich doordat Oost-Europa zeer lang feodaal is gebleven, laat industrialiseerde en altijd tot de semi-perifierie bleef behoren. |
Oorzaken industriele revolutie
Inmiddels zijn al meer dan veertig oorzaken aangegeven voor de industriële revolutie in Engeland. Ze zijn wel ingedeeld in de zes groepen: a. kapitaalaccumulatie; b. innovaties; c. gunstige omstandigheden (voldoende aanwezigheid van grondstoffen, arbeid, inventief en organisatorisch vermogen); d. vrijhandel, zodat Engeland de massaproductie zonder problemen kwijt kon; e. uitbreiding van de markt; f. diversen, zoals goede oogsten en een gunstige afloop van de oorlog met Frankrijk. Over het algemeen dateert men het begin van de eerste Industriële Revolutie rond 1740, toen de bevolking snel begon te groeien en de vraag naar goederen dus sterk toenam, of ook wel rond 1780, toen de mechanisatie in diverse sectoren goed doorzette en de ‘canal-boom’, die aan de aanleg van de spoorwegen voorafging, een hoogtepunt beleefde. Het eindpunt wordt meestal geplaatst rond 1850, toen de Engelse economische suprematie onaantastbaar gevestigd was (elders moest het toen eigenlijk allemaal nog beginnen). Dit kwam sterk tot uiting op de in 1851 te Londen gehouden wereldtentoonstelling, die een verpletterende demonstratie van de Engelse voorsprong was. Eigenlijk wordt ook wel gesproken van een tweede Industriële Revolutie, gekenmerkt door de opkomst van elektriciteit, de auto en de aardolie-industrie, en een derde Industriële Revolutie, die wordt gekoppeld aan de groei van informatica (de leer van de mechanische verzameling en verwerking van informatie) en tevens aan de uitbouw van de elektronische en de chemische nijverheid. Een dergelijke benadering stoelt echter op de inmiddels toch wel enigszins verouderde visie dat een industriële revolutie vrijwel uitsluitend een technisch verschijnsel is. In sociaal opzicht heeft de Industriële Revolutie het fabrieksproletariaat geschapen. Vooral in de beginperiode waren er uiterst slechte arbeidsomstandigheden: bedompte en gevaarlijke fabrieken; lange werktijden, ook voor vrouwen en kinderen; slechte behuizing in snel groeiende steden. De fabrieken moesten continu draaien en brachten dus de dictatuur van de klok. De mensen konden niet meer hun eigen werktempo bepalen. Vrouwen en kinderen waren goedkope en dus gewilde arbeidskrachten. Het kwam vaak voor dat zij het gezinsinkomen moesten verdienen. Daarmee werd de autoriteit van de man als gezinshoofd, die vaak langer aan het ambachtelijk patroon vasthield, aangetast, met alle frustraties en spanningen van dien. Afkeer van het industriële systeem kwam aanvankelijk tot uiting in ongeorganiseerde acties (‘machinebestorming’). Daarna poogde men verbetering te verkrijgen via het streven naar algemeen kiesrecht en door middel van de oprichting van vakverenigingen. De Industriële Revolutie heeft voor vrijwel alle sociale groepen materiële verbetering gebracht. Massafabricage van goederen maakte dat veel zaken, waaronder primaire levensbehoeften zoals kleding, zeer goedkoop werden. Daarnaast zorgde de rationalisatie in de landbouw er voor dat Engeland definitief ontsnapte aan de ‘bevolkingstheorie’ dat bevolkingsgroei in een volgend stadium altijd door hongersnood en epidemieën werd teruggehouden. Overigens is de discussie over de vraag of de levensstandaard van de arbeiders in Engeland in het kader van de Industriële Revolutie is gestegen, al meer dan een eeuw gaande. De koele rekenaars, die een objectieve verbetering hebben gemeten, en degenen die stellen dat slechts telt dat de arbeiders zelf vonden dat zij er slecht aan toe waren, zijn het nog steeds fundamenteel met |
Citaat:
Je ziet ook dat op het vaste continent Belgie (land met meeste steenkool op het continent) als eerste industrialiseerde. |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 17:52. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.