Grieks grammaticatoets
Voor Grieks heb ik volgende week een grammaticatoets over de volgende zaken:
-Werkwoorden (Praesens, imperfectum, imperativus, infinitivus en aoristus) -Zelfstandige naamwoorden (Nom., gen., dat. en acc.) -Plaats van bijvoeglijke bepaling -Bijwoordelijke bijzinnen Ik begrijp d'r niks van, kan iemand me helpen en goed uitleggen hoe het moet. Alvast bedankt :) |
Ik verplaats je topic even want daar past het beter!
|
Citaat:
|
Citaat:
Zelfstandige naamwoorden: Hoe kun je de declinaties uit elkaar halen ( de α-, η- en ο-declinatie)? Plaats van bijvoegelijke bepaling: Waar staan bijvoegelijke bepalingen en hoe kun je hierachter komen? Bijwoordelijke bijzinnen: Wat is een bijzin nou precies en moet je hier bepaalde regels voor kennen? Zo ja, welke regels? Ik hoop dat je hiermee verder komt ;) |
Ik heb zelf ook Grieks maar ben nog niet zo ver, maar zelfstandige naamwoorden en werkwoorden moet je de rijtjes gewoon van kunnen dromen, dan herken je ze ook wel.
|
Wat zijn de verschillen tussen deze werkwoorden? Serieus? Is dat één van je vragen? Onvoltooid tegenwoordige tijd, onvoltooid verleden tijd, gebiedende wijs en onbepaalde wijs. Aoristus is de enige die wat lastiger is, die kennen we niet echt in het Nederlands. Dit is eerder basis grammatica Nederlands dan Grieks.
Ze herkennen is inderdaad gewoon leren hoe je ze herkent. Aoristus bijvoorbeeld is meestal "σα" achter de stam van het werkwoord. Maar dit leggen ze toch gewoon in de les uit? Of anders staat het in je boek? Het is geen hogere wiskunde... Het is wél even moeite doen! |
Citaat:
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 06:38. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.