hulp gevraagd! wie kan mij deze begrippen uitleggen?
 

Ik zit in 6 VWO en heb a.s. dinsdag een toets van economie 2.

Het gaat over de arbeidsmarkt, geld en het bankwezen en de vermogensmarkt.

Wie kan voor mij de volgende vragen beantwoorden??

1) Wat wordt bedoelt met het 'profijtbeginsel'? Ik weet dat het een manier is voor belastingheffing van de overheid, maar hoe werkt het??

2) manieren om de geldmarktrente te sturen zijn: reserverplichtingn, open markttransacties en permanente faciliteiten. Maar wie kan mij op een heldere manier uitleggen hoe deze werken. Ik snap mijn boek niet :confused:

3) wat is het verschil tussen kapitaalmarktrente en geldmarktrente??

4) wat is het verschil tussen het klein monetair beleid van de DNB en het groot monetair beleid van de DNB?

5) Wat wordt bedoeld met de effectieve markt?

6) In mijn boek staat een voorbeeld over putopties:

Als je er vanuit gaat dat het aandeel Philips de komende maanden daalt naar €20,-. Stel dat je nu een putoptie voor €2,- koopt. Deze optie geeft je het recht om een aandeel Philips over 3 maanden te verkopen tegen de uitoefenprijs van €25,- Je maakt hier dus € 5,- winst, terwijl je slechts €2,- investeert.
mocht het aandeel Philips niet dalen, dan laat je net als bij een calloptie, je putoptie verlopen.

- Klopt het dat een calloptie je recht geeft om te kopen ? terwijl een putopie je recht geeft om te verkopen ?
- Als je een putoptie laat verlopen omdat het aandeel niet daalt, dan heb je die optie toch al gekocht? of niet??

Vraag 3 heeft te maken met de looptijd van de geldlening.
korter dan een jaar is de geldmarkt en langer dan een jaar is de kapitaalmarkt

Bij vraag 6 klopt het inderdaad dat je bij een calloptie het recht heb om het aandeel te kopen en bij de putoptie om het aandeel te verkopen.
Als je de putoptie laat lopen en je hem dus niet uitoefen dan heb je inderdaad de optie al gekocht. Die premie ben je dan dus kwijt. Rendement = -100%

Als je de koper van een calloptie bent heb je het recht om tegen een vantevoren vastgestelde prijs een effect te kopen, ja. Als je de schrijver van een calloptie bent heb je de plicht om, indien de koper de optie heeft uitgeoefend, dat aandeel tegen de vantevoren vastgesteld prijs te leveren. Een optie is gewoon een overeenkomst en wat voor gevolgen de optie voor jou heeft, is afhankelijk van welke kant je het bekijkt.

Sommige inkomens en vermogens worden met betrekkelijk weinig inspanning verkregen. Daarom belast de overheid deze inkomens zwaar. Over een erfenis moet men successierechten betalen. Van het profijtbeginsel als grondslag voor een belasting is sprake bij de motorrijtuigenbelasting. Autobezitters profiteren meer van de wegen dan anderen en brengen daarom een extra offer. Het is overigens niet altijd zeker dat de overheid de extra opbrengst van deze belasting gebruikt voor het verbeteren van de wegen. Het profijtbeginsel is het duidelijkst bij retributies, waarbij een direct verband bestaat tussen de prestatie van de overheid en de betaling van de burger. Voorbeelden zijn reinigingsrechten, de abonnementsprijzen van bibliotheken en de kosten voor een paspoort. Het profijtbeginsel is de laatste jaren meer in de aandacht gekomen en het is een argument om verhogingen van retributies en verlagingen van subsidies te rechtvaardigen.

bron