![]() |
[SK] Reacties
Hoi
Ik snap vraag 1 en 2 niet van scheikunde, Hoofdstuk 5 Reacties (VWO). Iemand wel? Groetjes Floor |
Als je de vragen gewoon hier post dan kan iedereen je helpen:).
|
Oke,
1. Men bepaalt de temperatuur van een 0,25 M NaCl-oplossing en van een 0,25 M AgNO3-oplossing. De temp. van beide oplossingen is 21,0 C. Vervolgens schenkt men 20 mL van beide oplossingen bij elkaar, roert even en bepaalt opnieuw de temp., Deze blijkt nu 23,0 C te bedragen. a. Geef de vergelijking van de opgetreden reactie. b. Bereken de ractiewarmte per mol gevormd AgCl. Dat is vraag 1. |
En dit is 2.
In de lucht van tunnels met druk autoverkeer wordt soms op de volgende wijz het gehalte aan koolstofmono-oxide gemeten. Een luchtmonster wordt opgezogen en over een katalysator geleid, waardoor alle CO wordt omgezet in CO2 De andere brandbare bestanddelen uit de lucht blijven hierbij onveranderd. De warmte die bij de reactie vrijkomt, doet de temp. van de lucht stijgen. Deze temperatuurstijgging wordt door zeer gevoelige apparatuur gementen en geregistreerd. Men meet de temperatuurstijging die 1,0 L lucht ondergaat als alle daarin aanwezige CO wordt omgezet in CO2. Deze bedraagt 1,2 keer 10^-2 C. De soortelijke warmte van lucht bedraagt. 1,00 J K^-1 g^-1. De dichtheid van lucht bedraat onder de heersende omstandigheden (T=298 K, p=p0) 1,2 g dm^-3. A bereken hoeveel warmte door 1,0 L lucht is opgenomen. Bij de verbranding van 1,0 mol CO komt 2,83 keer 10^5 J aan warmte vrij. b Bereken hoeveel mol CO in 1,0 L lucht aanwezig was. Bereken het CO-gehalte in de lucht in volume ppm. d wat wordt bedoeld met p=po |
bij vraag 1 krijgen we de neerslagreactie Ag+ + Cl- --> AgCl (s)
reactiewarmte bepalen uit Q = c * m * delta T per mol AgCl ( c is volgens mij gewoon gelijk aan c van H2O) dus reken Q uit voor dit aantal mol AgCl gevormd en reken dat om naar mol AgCl. |
Er is gegeven dat een 0,25 M NaCl-oplossing en een 0,25 M AgNO3-oplossing allebei een temperatuur van 21,0 °C hebben. Een molariteit van 0,25 M komt overeen met 0,25 mol/l, ofwel 0,25 mmol/ml, dus als je van beide oplossingen 20 ml bij elkaar voegt, komt dat neer op 20*0,25 mmol=5 mmol van beide stoffen. De temperatuur loopt hierdoor op tot 23,0 °C, dus er is een temperatuurstijging van 2,0 °C. De reactie die optreedt luidt:
Ag+(aq) + Cl-(aq) -> AgCl(s). Ga voor water uit van een soortelijke warmte van 4,18 J/(g*°C). We hebben in totaal 40 ml oplossing, waarin 5 mmol neerslag ontstaat, dus dit komt neer op een reactiewarmte van 40*4,18*2 J/5 mmol=40*4,18*2 kJ/5 mol=8*4,18*2 kJ/mol=16*4,18 kJ/mol=66,88 kJ/mol. Dan nu de tweede opgave: de soortelijke warmte van lucht is 1,00 J/(g*K)=1,00 J/(g*°C) en de dichtheid van lucht is 1,2 g/dm3, dus 1 l lucht heeft een massa van 1,2 g. Bij een temperatuurstijging van 1,2*10-2 °C bedraagt de opgenomen warmte dan 1,2*1,00*1,2*10-2 J=1,44*10-2 J. 1,0 mol CO heeft een verbrandingswarmte van 2,83*105 J, dus het aantal mol CO is dan 1,44*10-2/2,83*105=14,4*10-3/2,83*105=5,09*10-8 mol. Bij 298 K heeft 1 mol CO een volume van 24,5 dm3=2,45*104 cm3, dus het aantal cm3 CO is gelijk aan 5,09*10-8*2,45*104=1,25*10-3 cm3, wat een volume ppm geeft van 1,25*10-3*106=1,25*103 volume ppm. Met p=p0 wordt de standaarddruk (zie tabel 7 van Binas) bedoeld. |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 12:13. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.