Boate Bob |
27-03-2005 12:32 |
Zilver
De zon brandde zo fel in zijn ogen dat hij alleen nog paars licht met zilvere glinsters zag en hij ze uit reflex dicht moest doen, waarna de tranen over zijn wangen liepen, alsof iemand zand in zijn ogen had gewreven. Nadat de ergste pijn was weggetrokken opende hij één oog en zag alles lichtgroen, behalve het gras, wat er zwart uitzag. Nu opende hij ook zijn andere oog, en langzaam veranderde de groene waas in een roze, en daarna werd alles weer normaal. In de verte zag hij bomen, een meertje, een hekje waarop iets stond wat hij niet kon lezen.
Puur uit nieuwsgierigheid begon hij naar de bomen en het meertje te lopen, over een modderig paadje waarin lichte voetafdrukken in tegenovergestelde richting te zien waren. Aan de rand van het meer stopte hij met lopen en keek recht naar beneden. Het meer schitterde in de zon. Van het kabbelende water leken zilveren vonkjes op te stijgen die weerkaatsten op zijn gezicht. Hij zou zijn handen wel uit willen steken en het water meenemen als een schat, maar wilde de oppervlakte niet breken.
Een druppel viel van zijn hoofd in het meer, wat een plons veroorzaakte en kringen achterliet die zich steeds verder uitbreidden totdat ze verdwenen.
Het was tijd om door te lopen. De bomen ruisten in de wind en voerden onhoorbare gesprekken. Voor de bomen stond een hekje; ‘niet betreden.’
Hij bleef keurig voor het hekje en keek naar de groene bladeren, de stammen, takken, wortels die uit de grond staken. Hij strekte zijn armen over het hekje, zodat hij de voorste boom net kon aanraken. Twee handafdrukken kleurden de schors. Geschrokken sprong hij achteruit en viel in het meertje, waarmee hij het oppervlak voor de tweede keer brak en een rode waas in het water achterliet. Even ging hij kopje onder, proefde een organische smaak in zijn mond. Hoestend en proestend kwam hij boven, hees zichzelf op de kant en rende naar een grasveld dat hij in de verte zag liggen, over een modderig paadje waarin verschillende voetafdrukken te zien waren. Sommige licht, andere zwaar. Aan de rand van het grasveld bleef hij staan en keek recht omhoog.
De zon brandde zo fel in zijn ogen dat hij alleen nog paars licht met zilveren glinsters zag en hij ze uit reflex dicht moest doen, waarna de tranen over zijn wangen liepen, alsof iemand zand in zijn ogen had gewreven. Nadat de ergste pijn was weggetrokken opende hij één oog en zag alles lichtgroen, behalve het gras, wat er zwart uitzag. Nu opende hij ook zijn andere oog, en langzaam veranderde de groene waas in een roze, en daarna werd alles weer normaal. In de verte zag hij bomen, een meertje, een hekje waarop iets stond wat hij niet kon lezen.
|