Scholieren.com forum

Scholieren.com forum (https://forum.scholieren.com/index.php)
-   Huiswerkvragen: Cultuur, Maatschappij & Economie (https://forum.scholieren.com/forumdisplay.php?f=83)
-   -   Thomas van Aquino (https://forum.scholieren.com/showthread.php?t=1156620)

tybs 16-04-2005 10:06

Thomas van Aquino
 
Ik ben bezig met een PO voor filosofie, en hierbij probeer ik de filosofie met religie te verbinden. Ik heb begrepen dat Thomas van Aquino hier vroeger een belangrijke rol in heeft gespeeld. Weet iemand hier een goede site of wat info o.i.d. waar ik dergelijke dingen op kan zoeken?

(PS: @ admins: Het is me niet helemaal duidelijk in welk forum ik dit moest posten, dus ik heb het maar hier gedaan... als het ergens anders moet, verplaats het dan gerust daarnaartoe)

nare man 16-04-2005 10:18

http://www.natuurrecht.nl

http://nl.wikipedia.org/wiki/Rechtsfilosofie

Lucky Luciano 16-04-2005 10:49

--->mv

tybs 16-04-2005 12:19

Thx, die links kan ik iig al wat mee :D

pino123 16-04-2005 16:47

Thomas van Aquino
INLEIDING

Thomas van Aquino of Thomas Aquinas (Roccasecca, bij Napels [in het toenmalige graafschap Aquino], 1224 of 1225 – Fossanuova 7 maart 1274), bijgenaamd doctor communis of doctor angelicus, de invloedrijkste systematische denker op theologisch en wijsgerig gebied uit de middeleeuwen.

1. LEVEN

Hij was de vierde zoon van de Lombardische edelman Landulf(us) van Aquino en de Napolitaanse edelvrouw Theodora. Op vijfjarige leeftijd werd hij als oblaat aan de benedictijnen van Montecassino toevertrouwd. Omstreeks 1239 werd hij student aan de artes-faculteit van Napels, waar hij in contact kwam met de aristotelische wijsbegeerte. Ongeveer vijf jaar later werd hij, tegen de zin van zijn familie in, dominicaan. Hij werd door zijn broers gegijzeld en ruim een jaar in het ouderlijk huis vastgehouden. Maar hij bleef bij zijn besluit. In 1245 werd hij door de leiding van de orde naar Parijs gestuurd voor het noviciaat en de eerste theologische studies. Van 1248 tot 1252 was hij te Keulen leerling van Albertus Magnus. Als baccalaureus teruggekeerd naar Parijs, doceerde hij aldaar aan de externe dominicanenschool van St-Jacques en aan de universiteit, waar hij in 1256 de graad van magister in de theologie behaalde. In 1259 maakte Thomas samen met Albertus Magnus het studieprogram van de dominicanenorde op, waarin de wijsbegeerte een belangrijk aandeel kreeg. Hetzelfde jaar werd hij als docent naar Napels gezonden. Van 1261 tot 1265 doceerde hij als lector te Orvieto, waarheen in 1262 de zetel van de Romeinse Curie werd verplaatst. In 1265 kreeg hij een leerstoel in de theologie aan het in oprichting zijnde studium generale van de dominicanen te Rome. Twee jaar later doceerde hij wederom in de nabijheid van het pauselijk hof, nu te Viterbo. In 1269, toen te Parijs de weerstand van de seculiere geestelijkheid tegen de onderwijsactiviteiten van de bedelorden weer oplaaide en het averroïsme de beoefening van de aristotelische wijsbegeerte in diskrediet dreigde te brengen, werd Thomas nogmaals daarheen gestuurd om de leerstoel van St-Jacques te bezetten. Zijn laatste functie was die van magister regens aan het op te richten studium generale van de dominicanen te Napels. Door paus Gregorius X als adviseur naar het Tweede Concilie van Lyon geroepen, stierf hij onderweg daarheen in de cisterciënzerabdij van Fossanuova. Reeds in 1323 werd hij heilig verklaard en in 1567 verheven tot kerkleraar. Feestdag: 7 maart. Thomas van Aquino wordt afgebeeld als dominicaan met boek en ganzenveer in de hand, met de zon, een ster of een edelsteen op de borst; als attributen figureren vaak kelk en monstrans, lelie en duif.

2. THEOLOGISCHE WERKEN

Thomas schreef in zijn betrekkelijk korte leven een honderdtal werken: commentaren op bijbelboeken, op de theologische geschriften van Pseudo-Dionysius de Areopagiet en Boëthius en op vele werken van Aristoteles; losse wijsgerige en theologische onderzoekingen (Quaestiones disputatae en Quodlibeta), een aantal kleinere traktaten (opuscula) en epistels over allerlei onderwerpen, een (onvoltooid) traktaat over het bestuur van de wereldlijke vorsten, De regimine principum (1267), en hoogst waarschijnlijk het officie van het feest van Sacramentsdag (1264). Zijn drie grote theologische werken zijn: het Scriptum of commentaar op de Sententiae van Petrus Lombardus (1252–1256); een apologetisch werk tegen de heidenen (i.c. de islamieten, joden en ketterse christenen in Spanje), de Summa contra gentiles (1258/1259–1264), en zijn hoofdwerk de Summa theologiae (1266–1273). Het eerste deel hiervan handelt over God en de schepping, het tweede deel over de weg van het redelijk schepsel naar God (onderverdeeld in de Prima Secundae over de algemene ethiek en de Secunda Secundae over de afzonderlijke deugden), en het derde deel over Christus, diens heilsmysteriën en over de sacramenten als de symbolische en effectieve voortzetting daarvan. Dit laatste deel is onvoltooid gebleven en door de eerste uitgevers vervolledigd vanuit de sacramentenleer van het Scriptum.

3. FILOSOFISCHE WERKEN

Thomas was primair theoloog en het wijsgerig denken staat bij hem steeds in functie van de theologie. Als filosoof staat hij m.n. in zijn natuurfilosofie onder invloed van Aristoteles. In zijn metafysica wist Thomas te komen tot een originele synthese van het aristotelische en het platonische denken (zie platonisme). Alle stoffelijke wezens zijn samengesteld uit vorm (wezen) en stof (zie materie [filosofie]), welke laatste het beginsel van de individualiteit is. De mens neemt in het universum, dat hiërarchisch geordend is, een plaats in tussen de stoffelijke en de onstoffelijke wereld: zijn ziel is onstoffelijk en onsterfelijk en tot rationeel denken in staat en geroepen, waardoor hij vrij kan handelen. Ziel en lichaam vormen een eenheid. De menselijke geest heeft geen aangeboren ideeën; het denken wordt op gang gebracht na en door de empirie, waaruit de geest het wezenlijke abstraheert.

Thomas’ zijnsleer onderscheidt zich in zoverre duidelijk van die van vele van zijn tijdgenoten, dat bij hem het zijn niet wordt opgevat als een leeg begrip (het pure bestaan), maar als een formeel principe, dwz. een principe dat een ding inhoudelijk bepaalt; het is als ‘volmaaktheid aller volmaaktheden’ de actualiteit van alles wat is. In deze leer leverde Thomas een interessante synthese van de aristotelische act- en potentieleer (zie act [filosofie]) en de platonische leer van de participatie. God is de oorzaak van het zijn. Voor ons is zijn bestaan niet onmiddellijk evident, maar het kan bewezen worden. Thomas geeft vijf godsbewijzen in zijn theologische Summa (zie godsbewijzen). De schepping van de wereld acht Thomas bewijsbaar; het begin van de wereld in de tijd echter niet. De wereld is hiërarchisch geordend naar gelang van de zijnsvolkomenheid van de dingen. Het laatste principe van de dingen is God als hun veroorzaker en einddoel.

De theologie en de metafysica ( ‘eerste filosofie’) zijn twee vormen van wijsheid, d.i. twee hoogste normerende wetenschappen: de metafysica werkt de eerste universele beginselen uit die gegrond zijn in het natuurlijk licht van de menselijke rede; de theologie ontvangt haar eigen eerste beginselen, t.w. de artikelen van het geloof, door een goddelijke openbaring die, ofschoon vervat in de H. Schrift en dus historisch overgeleverd, toch als waarheid in de geest stralen door het bovennatuurlijke geloofslicht. Beide lichten komen uit dezelfde bron, de Eerste Waarheid. Daarom kunnen zij nooit met elkaar in strijd zijn en is de filosofie het natuurlijke ondergeschikte werktuig van de theologische reflectie. Dit is de grondslag van het theologisch intellectualisme dat door Thomas tegen het dualisme van filosofie en geloof, voorgestaan in de faculteit van de artes te Parijs, verdedigd werd.

4. THOMAS’ THEOLOGIE

Het eigen kenmerk van Thomas' theologie is dat het ontologisch begronde onderscheid tussen natuur en genade, tussen rede en geloof, tussen wijsbegeerte en theologie, enerzijds leidt tot erkenning van de eigen wetmatigheid en finaliteit van het natuurlijke ( ‘de genade heft de natuur niet op, maar vooronderstelt en vervolmaakt haar’), en anderzijds de gratuïteit en het mysteriekarakter van de bovennatuurlijke openbaring en deelname aan het goddelijk leven sauveert. De rede dient zich tot het uiterste in te spannen om de rationele structuur van de geschapen werkelijkheid te begrijpen en om aan te tonen dat de openbaringsgegevens daarmee niet in strijd zijn, maar zij kan uiteindelijk de waarheid van het mysterie niet omvatten of doorgronden. God is immers pure actualiteit zonder enige potentialiteit, zodat alleen in Hem existentie en essentie, zijn en wezen samenvallen. Omdat nu de menselijke begrippen zijn geabstraheerd uit de contingente werkelijkheid, waarin deze eenheid niet bestaat, zijn ze niet adequaat om Gods wezen uit te drukken. Om tot een beperkte, maar ware kennis van Gods wezen te komen staan er twee wegen open (de godsbewijzen tonen slechts dát God is, niet wát Hij is): de weg van de negatie (God is niet zoals de geschapen zijnden zijn) en de weg van de analogia entis (zie analogie [filosofie]). Het begrip van het zijn en van de transcendentale eigenschappen ervan wordt in de toepassing ervan op de zijnden én op God noch op eenzinnige noch op meerzinnige wijze van beiden uitgezegd, maar op analoge wijze. Krachtens de similitudo dissimilis (de reële, ‘niet gelijke gelijkenis’) tussen het schepsel en God is de intentionaliteit van de menselijke begrippen op God georiënteerd maar kan Zijn wezen nooit raken. De theologische inspanning leert uiteindelijk scherper in te zien wat God niet is dan wat Hij wel is.

UITG: Volledige wrk.: Parma-editie (25 dln., 1852- 1873; herdr. New York 1948–1950); Parijse editie van L. Vivès (34 dln., 1871–1889); Editio Leonina (1882 vv.); Marietti-uitgave (1948 Bron: vv.).


Microsoft ® Encarta ® Encyclopedie Winkler Prins. © :o


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 01:10.

Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.