![]() |
[Duits 1]Konjunktiv
Beste taalkundige,
Ik heb een vraagje heb volgende week tentamens nu hebben we de duitse Konjunktiv behandeld, kan iemand mij precies uitleggen wat dit inhoud? Ik wel de vervoeging hiervan en dat "Sollen, Wollen" deze vorm niet kunnen aanemen. |
Citaat:
|
Ik denk dat jouw taalkundig verantwoordelijke post de TS niet erg verde helpt :) Haha.
|
Citaat:
|
Er zijn 2 verschillende soorten nog, met beide verschillende uitgangen.(zit dus ook nog verschil in)
K1-Iets dat je graag zou willen: Lang leve de Koningin K2-Iets dat je wil maar niet (meer) kan: Zou hij maar op tijd zijn gekomen De uitgangen staan in elk fatsoenlijk grammatica boekje. |
Citaat:
A. wat de vormen betreft, dus hoe je de konjunktiv schrijft, is de konjunktiv heel makkelijk, makkelijker dan z'n tegenpool de indikativ (de gebruikelijke werkwoordsvorm). Waarom? De konjunktiv wordt heel regelmatig gevormd. Men onderscheidt wel de konj. I en de konj. II, maar afgezien van 1 verschil, worden ze op dezelfde wijze gevormd. Hun functie is wel verschillend, maar dat lichten we zo kort toe. De vormen dus ALTIJD als volgt: stam + e, est, e, en, et, en Voor de konj. I gebruik je de tegenw. tijd stam, voor de konj. II de verleden tijd stam. Het verschil tussen de konj. I en II wat de VORMEN betreft bestaat ALLEEN in geval van de konj. II en slechts DAN als (a) het een onregelmatig werkwoord betreft (met klinkerwisseling in de verl. en/of voltooide tijd) en (b) boven de klinker in de stam een umlaut kan staan. Dat verschil houdt dus in, dat een umlaut wordt toegevoegd. Vb. Regelmatig ww konj. I: ich sage, du sagest, er sage, wir sagen, ihr saget, sie sagen. Konj. II: als de indikativ Onregelmatige ww koj I: ich gebe, du gebest, er gebe, wir geben, ihr gebet, sie geben. Konj II: ich gaebe, du gaebest, er gaebe, wir gaeben, ihr gaebet, sie gaeben. B. Functie: konj. I: ter weergave, zoals mathfreak al zei, van indirecte rede, overigens niet verplicht, maar in "nette" teksten, ook in kranten, heel gebruikelijk. Vb.: Johann hat behauptet, er habe (!) seine Pruefung bestanden/..., dass er seine Pruefung bestanden habe, dan wel, zeker umgangssprachlich: gewoon hat. Los daarvan is de konjuktiv I min of meer op z'n retour. Het zelfstandig gebruik, zoals ook bij ons ("leve de koningin", "er zij op gewezen, dat..."), eigenlijk alleen nog maar in standaardformules. Het drukt dan zoiets als een wens uit, optatief zegt men wel. Heel af en toe in een bijzin: Vb.: Johann hilft seinem Vater mit der Arbeit, damit sie (die arbeit) schneller erledigt werde (!), statt wird. Konj. II: kort door de bocht: uitdrukking van onwaarheid van de zin, dan wel van de voorlopige onwaarheid: Vb.: Wenn Johann zuhause waere (ipv war), ginge (ipv ging) ich jetzt zu ihm of: Bei schlechtem Wetter waeren wir zuhause geblieben (maar het was geen slecht weer, dus we zijn niet thuis gebleven) :) |
Citaat:
@Liquidfire16+: MickeyV heeft in zijn reply al aangegeven waar het onderscheid tussen de tegenwoordige en de verleden Konjunktiv precies in zit. Over het hoe en wanneer van het gebruik heb ik al iets verteld. |
Bedankt ik snap het nu ^_^.
Ik wou de achterliggende gedachtes snappen, want de grammatica opzich hoe toe te passen lukt me wel :D |
Hey
klein vraagje: weet iemand wat er ingevuld moet worden: Der Schaffner fragte: "Wo haben Sie Ihre Fahrkarte hingelegt?" -> Der Schaffner fragte, wo ich meine Fahrkarte ................. Alvast bedankt! |
Citaat:
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 01:22. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.