[VO] Verdwenen illusie
Ik heb het ook maar geprobeerd. Helaas is zinsontleding absoluut niet mijn ding. Dus als woorden toch nog bijvoeglijk zijn meld het dan maar. Ik heb het in ieder geval geprobeerd. :)
Deze avond was een avond die ze niet zou vergeten. Hij had haar teleurgesteld. Het vertrouwen dat ze in hem had was weggevaagd en dat was zijn schuld. Nooit eerder had hij haar in de steek gelaten, niet in haar dromen. Nooit eerder, tot nu. Tranen biggelden over haar wangen tijdens de minuten dat ze daar in de kou stond. Ze liep naar de snackbar om de hoek en ging naar binnen, daar was het tenminste warm. Ze bestelde een hamburger en ging aan een tafeltje zitten. Haar gedachten gevuld met beelden van hem. Normaal gesproken zou ze nu thuis zitten. Niets doen, iets doen, dromen. Altijd, behalve vandaag. Al jaren droomde ze van hem. In haar gedachten had ze het altijd gehoopt, dat hij haar speciaal zou vinden. Dat hij haar redder was en zij zijn muze.
Gered worden hoefde ze niet, haar leven bestond niet uit gevaar. Maar ze vond het geweldig om zichzelf te verliezen in een sprookjeswereld. Een wereld, mooier dan de realiteit. Ze droomde van dingen en mensen die echt bestonden, maar ook van kastelen met ridders en prinsessen. En van een koninkrijk, dat Nerèwen heette. Daar bracht zij haar dagen door en wachtte. Ze wachtte totdat hij kwam.
Maar hij kwam niet. Als ze goed bij zichzelf naging, had ze het wel kunnen weten. Zij was niet het meisje dat hij verdiende. Hij had een meid van de wereld nodig, een wederhelft van zijn persoonlijkheid. Een meisje zoals zij, iemand die altijd stil en afwachtend was, kon zijn aandacht niet behouden. Haar eten was klaar, maar ze kon geen hap door haar keel krijgen. Ze was verstrikt in haar gedachten, die overliepen van droom naar werkelijkheid en terug. Ze was niets, slechts een illusie. Bestond ze wel?
Wanhoop omvatte haar en ze rende naar buiten. Ze volgde haar schaduw, in een poging om zichzelf te vinden. Roekeloos scheerde ze langs mensen, mensen die haar negeerden en niet opmerkten. “Ik ben niemand,” schreeuwde ze. Ze rende de weg op en gilde. Al snel voelde ze een pijnscheut door haar lichaam trekken, maar ze gilde nog steeds. Ze gilde totdat haar stem het begaf. Ze duizelde, zakte in elkaar, en ze realiseerde zich; ze had bestaan.
|