Citaat:
Lord Dolphin schreef op 18-02-2006 @ 11:49 :
Dat deeltjes met massa de lichtsnelheid niet konden bereiken was mij al bekend, omdat dit een oneindige hoeveelheid energie op zou leveren. Waar staat dat massaloze deeltjes de snelheid van licht niet kunnen overschrijden? En belangrijker, waarom is dat zo?
|
Voor de totale energie van een deeltje geldt: E=sqrt(p²*c²+m
0²*c
4), waarbij p de impuls van het deeltje voorstelt en m
0 de rustmassa van het deeltje, dus de massa bij een snelheid v=0. Voor een massaloos deeltje geldt: m
0=0, dus E=sqrt(p²*c²)=p*c. Nu geldt voor de impuls van een foton: p=h/labda, waarbij labda de golflengte en h de constante van Planck voorstelt, dus E=h*c/labda. Omdat c/labda de frequentie f voorstelt geeft dit dus de door Planck bepaalde relatie E=h*f.
Veronderstel dat een foton een massa m
0 heeft die niet gelijk is aan nul, dan geldt voor de impuls van dat foton bij een snelheid v: p=m
0*v/sqrt(1-v²/c²), dus zou moeten gelden: E=sqrt(m
0²*v²/(1-v²/c²)+m
0²*c
4)
=m
0*sqrt(v²/(1-v²/c²)+c
4)
=m
0*sqrt(v²*c²/(c²-v²)+c
4)
=m
0*c*sqrt(v²/(c²-v²)+c²). Voor v=c zou de energie van een foton oneindig groot moeten zijn, maar we weten op grond van Plancks relatie dat dat niet het geval is. Veronderstel v>c, dan geldt: (c²-v²)<0, dus v²/(c²-v²)<0 en v²/(c²-v²)+c²<c², dus E<m
0*c². Nu weten we dat volgens de speciale relativiteitstheorie moet gelden: E=m
0*c²/sqrt(1-v²/c²), dus m
0*c²/sqrt(1-v²/c²)<m
0*c², dus 1/sqrt(1-v²/c²)<1, dus sqrt(1-v²/c²)>1, dus 1-v²/c²>1, dus -v²/c²>0, dus v²/c²<0. Omdat v² en c² beide positief zijn is dit niet mogelijk, dus een snelheid v>c is uitgesloten. Uit E=m
0*c²/sqrt(1-v²/c²) en E=h*c/labda volgt: m
0*c²/sqrt(1-v²/c²)=h*c/labda, dus m
0*c*labda=h*sqrt(1-v²/c²), dus sqrt(1-v²/c²)=m
0*c*labda/h, dus 1-v²/c²=m
0²*c²*labda²/h², dus (c²-v²)/c²=m
0²*c²*labda²/h², dus c²-v²=m
0²*c
4*labda²/h², dus v²=c²-m
0²*c
4*labda²/h²
=c²(1-m
0²*c²*labda²/h²), dus v=c*sqrt(1-m
0²*c²*labda²/h²)
=c*sqrt(1-m
0²*c²/p²). Nu geldt: 1-m
0²*c²/p²>0, dus m
0²*c²/p²<1, dus p²>m
0²*c², dus m
0²*v²/(1-v²/c²)>m
0²*c², dus v²/(1-v²/c²)>c², dus v²>c²(1-v²/c²), dus v²/c²>(c²-v²)/c², dus v²>c²-v², dus 2*v²>c², dus v²>1/2*c², dus v>1/2*c*sqrt(2). Indien het foton een materieel deeltje zou zijn zou de snelheid van een foton dus tussen 1/2*c*sqrt(2) en c moeten liggen. Dat is echter in tegenspraak met de eigenschappen die we van het foton kennen, aangezien een foton een massaloos deeltje is dat met de lichtsnelheid reist.
Citaat:
Lord Dolphin schreef op 18-02-2006 @ 11:49 :
En hoe zit het met terugreizen in de tijd, in de quantummechanica? Heeft iemand hier duidelijke bronnen over die het bevestigen of ontkrachten?
|
Tot nu toe is nog niet bekend of dat inderdaad mogelijk is, tenzij je je beperkt tot het subatomaire niveau.