![]() |
jean pierre rawie- Bezit
Bezit
Waar ik mijn hart aan heb verpand in mijn verspild verleden, het ging voorbij, het hield geen stand, het is als zand vergleden. Ik heb mij steeds het meest gehecht aan sterfelijke zaken, aan dingen die ik nimmer echt tot mijn bezit kon maken. Maar alles wat zo dierbaar was dat ik het heb verloren, is mij sinds ik het kwijt ben pas voorgoed gaan toebehoren. Wij moeten voor school dit gezicht analyseren. Ik begrijp er alleen niet zo veel van. Ik snap natuurlijk ook wel dat je pas iets mist als je het niet meer hebt. En daar gaat dit gedicht over. Ik snap alleen de eerst 8 regels niet zo goed. Aangezien ik die ook moet uitwerken vraag ik jullie om hulp. Kunnen jullie mij helpen ?? |
Wat snap je er wel van? Er zijn trouwens aparte huiswerkfora.
|
Ik denk dat de eerste over de liefde gaat, en de tweede weet ik niet.
@ CSN, ik denk dat ze daar niet erg veel verstand van gedichten hebben, toch? :) |
Citaat:
|
Ja, ach ja, laat maar zitten :).
|
maar ik ben het met CSN eens:
post eerst eens waar jij denkt dat dit over gaat, wat het wil zeggen (en iets gedetailleerder dan in je openingspost) |
nou..
van het eerste stuk snap ik helemaal niks :confused: 2e stuk: De dichter gaf altijd veel waarde aan dingen die konden sterven ( ik denk bijvoorbeeld personen of dieren). Want deze dingen kun je nooit ''bezitten'' in tegenstelling tot dingen. 3e stuk: alles waar hij dus waarde aan hechtte is doodgegaan ( alle mensen/ dieren zijn overleden). Sinds deze mensen dood zijn, hebben zij een plekje in zijn hart gekregen waardoor het toch nog eigen is geworden. Dat is althans wat ik ervan denk. verdere analyse: *Dit gedicht bestaat uit 12 versregels. Achtereenvolgens zijn er drie kwatrijnen te onderscheiden. * er is geen voorrijm * eindrijm is als volgt: abab cdcd efef alle zijn dus gekruisd rijm * binnenrijm: geen * middenrijm: geen *volrijm komt vaak voor: bijvoorbeeld ''gehecht - echt'' * halfrijm: geen * alliteratie: geen weten jullie nu wel genoeg om mij verder te helpen ? |
Er is wel alliteratie, middenrijm en halfrijm.
Bijv.: 'verspild verleden' 'steeds meest' 'stand zand' De eerste strofe gaat over de dingen waar hij het de hele tijd over heeft. "waar ik mijn hart aan heb verpand" zijn die dingen (mensen, dieren, ets) "het ging voorbij, het hield geen stand, het is als zand vergleden." --> ze zijn weg, dood, etc |
Het personage lijkt zich vast te willen klampen aan het onbereikbare.
|
ok ik heb het nu af.
Wat vinden jullie trouwens van het gedicht. T.S. begint: Ik vindt het wel mooi. Je snapt nu ook dat dichters nadenken over de dood (er gaan immers mensen/dieren dood). Als je zoiets (overlijden van een dierbare of weggaan van een dierbare) al eens meegemaakt hebt denk ik dat dit gedicht je nog meer aanspreekt |
mijn mening: het is wel grappig paradoxaal op meerdere manieren, typisch rawie, maar niet super. Het behoort niet tot zijn beste gedichten.
|
remy476, mag ik alsjeblieft even opmerken dat dat knipperende, blinkerende, flikkerende dingetje/plaatje/brandende vierkantje op mijn netvlies écht heel vervelend is?
|
Citaat:
|
als ik
|
Citaat:
|
Ohh gut ik het inderdaad geen leeftijd opgegeven. Ben ik even mysterieus zeg. Zo maar even wat aan doen dan.
|
Zo
... Het blijft vervelend. |
geen geboortedatum :S
ik meen toch echt te lezen 6 april 1988 dus ongeveer even oud, en aan je e-mail adres kon ik nl zien dat je van 88 was :D |
Ieuw jij stalker. :D
Nee maar kijk, het staat er nu pas. Ik kwam er vanochtend achter dat ik uberhaupt zonder leeftijd sta. En ehh ja het staat inderdaad in mijn e-mail adres. Chapeau voor jou! |
Het is onmogelijk om dit gedicht niet te snappen :s
|
Citaat:
|
Citaat:
Strofe 1: De schrijver (het is een autobiografisch gedicht) heeft altijd zijn hart verpand aan dingen die hij nu 'verspilling' noemt. Hij komt hier in strofe twee nog op terug. De tijd ging voorbij en hij kijkt daar nu op terug, de tijd: het ging voorbij, het hield geen stand, het is als zand vergleden Deze laatste twee regels vind ik trouwens niet sterk, hij zegt drie keer hetzelfde. Strofe 2: Dit spreekt al helemaal voor zich. Rawie hechtte zich het meest aan sterfelijke zaken (lees: vrouwen). Omdat deze 'zaken' sterfelijk zijn, kon hij ze nooit helemaal tot zijn bezit maken, hij zou ze immers ooit kwijtraken. Hij kon ze waarschijnlijk ook nooit letterlijk helemaal tot zijn bezit maken. De laatste twee regels van deze strofe leggen dus het begrip 'sterfelijke zaken' uit. Strofe 3: Een soort van conclusie. Omdat Rawie nu alle dierbare, sterfelijke zaken uit zijn verspild verleden kwijtgeraakt is, behoren die dingen pas echt tot hem toe. Hij komt er niet meer van af (bijvoorbeeld omdat hij er steeds aan terug denkt/ ernaar verlangt) en dus hebben deze zaken nu volledig bezit van hem genomen. Als een soort van eeuwig verdriet of een oneindige weemoed bijvoorbeeld. Je kan er over speculeren waarom Rawie alle dingen die dierbaar voor hem waren verloren heeft, maar dan moet je je verdiepen in Rawie zelf. Het kan zo zijn dat hij dit gedicht schreef toen hij in het ziekenhuis bijna op sterven lag. |
Citaat:
|
de grote paradoxen zijn dus
bezitten als het er niet is <---> niet werkelijk bezitten als het er wel is maar er is ook nog een 2e paradox eeuwigheid in zijn eindigheid (immers, de zaken zijn vergaan, maar hij is niet eeuwig?) wat vind je van die laatste gedachte? |
Ik snap het niet helemaal denk ik. Ik denk dat Rawie bedoelt dat die 'zaken' hem tot zijn dood zullen toebehoren, en juist misschien niet eeuwig. Dat ligt er aan hoe je het woordje 'voorgoed' interpreteert.
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 18:47. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.