Hoe moeten deze Duitse zinnen?
 

Ik heb maandag een toets en ik heb dit blad om mee te oefenen.. Maar ik heb geen antwoorden.. Willen jullie mij misschien helpen zodat ik mezelf kan controleren.

http://home.wanadoo.nl/pjdrent/Duits.bmp

1. ihr
2. unser

en dan?

Pak er eens een overzicht van de Duitse grammatica bij, en probeer eens of je aan de hand daarvan verder komt.

Lekker MAANDJUL

HEHE ')

De eerste twee zinnen zijn goed, dus vraag ik mij af waarom 1 en 2 wel lukken en de rest niet?

In ieder geval zijn dit volgens mij de antwoorden:

3. euere
4. ihren
5. der .. Ihrer
6. ihnen
7. Ihnen
8. euch .. ihr
9. sie
10. ihn
11. dem .. dem
12. Wem
13. wessen
14. den
15. dem .. den
16. Wenn
17. denn .. ob
18. Als
19. wann
20. wie .. als
(moeheidsfouten voorbehouden)

Twee moeheidsfouten slechts:

11. Meervoud, dus: den, denen
12. niet wessen, edoch: dessen

bedankt

Excuus, ik dacht dat het "der Herberg" was en dan een zwak zelfstandig naamwoord (dus in de Dativ enkelvoud met -en). Maar het blijkt "die Herberge" te zijn (en dus ook geen z.z.nw.) :D

ogen dicht en gokken, heb ik ook gedaan en had het op één na hoogste cijfer in de klas, het hoogste was overigens een 4.4 :o

hahaha, ik lig echt helemaal dubbel :D
4,4 is wel hoog zeg ;)