[Kansrekenen] Vraagstuk
 

Kan iemand me helpen met het volgende vraagstuk:

Het antwoord is dat de kans 1/2 is, maar ik begrijp de werkwijze niet helemaal. Mss kan er iemand hier dit duidelijk uitleggen?

Bedankt alvast :)

Het kan bijvoorbeeld zo:

P(jongen|niet-roker)
= P(jongen EN niet-roker)/P(niet-roker)
= (0.45*11.000)/(0.45*11000+0.55*9000)
= 1/2.

Maar als er bij jou een andere werkwijze gehanteerd werd, zal je die eerst moeten tonen voordat we die kunnen uitleggen natuurlijk...

het gaat om de kans dat je in de groep niet rokers een jongen aantreft.

de groep jongens die niet rookt, dat zijn er 0,45 * 11000 = 4950 jongens.

het totaal aantal niet-rokers is (0,55 * 9000) + (0,45 * 11000) = 9900

--> kans op niet rokende jongen is 4950/9900 = 0,5

(bovenstaande som in een verhaaltje.

Het aantal niet-rokende meisjes is 0,55*9000 = 4950.
Het aantal niet-rokende jongens is 0,45*11000 = 4950.

Omdat er even veel niet-rokende jongens als meisjes zijn, volgt triviaal dat de kans 1/2 moet zijn.

Indeed, in the Middle Ages, music was part of a "quadrivium" of mathematical arts: arithmetic, geometry, music, and astronomy. These were studied after the "trivium" of grammar, rhetoric and logic. This is why mathematicians scorn a result as "trivial" when it's easy to see using straightforward logic. So when a result seems more profound, they should call it "quadrivial".

Try saying it sometime: "Cool! That's quadrivial!" It might catch on.

Van wie is dat citaat Snees?

Oké ik begrijp het. :d

John Baez in zijn laatste 'this week's finds in mathematical physics' (klik).