giftig kevertje |
27-07-2006 14:01 |
We wisten alles.
Het onweert, mijn wangen zijn rozerood gekleurd van Canei die te snel op was. Terwijl geluk me overspoelt voel ik me nietig, en vraag me af waar jij bent, hoe jij je voelt. In mijn roes van slaap glijden mijn ogen dicht, en jouw silhouet doemt voor me op. Ik buig me naar je toe, probeer je vast te pakken, maar ik grijp, hoe voorspelbaar ook, in de lucht. Je lach weerklinkt in mijn hoofd, echoot door de ruimte tussen mijn oren, die gek genoeg haast leeg lijkt. Ik grinnik, voor me uit, maar met jou mee. Gekke ik, wéér verlang ik naar jou, wéér grijp ik mis. Ironisch wel, hoor ik mezelf op de achtergrond fluisteren, vaker in het verleden speelde zich een dergelijk verhaal af, met hetzelfde genante resultaat. Maar dat ik zelfs mezelf weet te kwellen met zo'n droomscenario, dat is nog wel het allertriestst. Het stomme is, dat ik je allang gevangen heb. Ik strekte mijn handen uit naar je, je kroop er in. Onze vingers verstrengelden zich, je vingers gleden door de mijne, je voeten streelden de mijne, jouw lichaam verwarmde het mijne, terwijl onze lippen elkaar vonden. Zo stonden we daar, en we wisten dat het goed was, nee, dat het geweldig was. En ik ben je vaker kwijtgeraakt, hoewel mijn vingertoppen jouw huid bleven raken. We hebben nooit van liefde durven spreken, maar we wisten het wel. We wisten alles, maar we zwegen het dood. Liefde dus.
|