weg
 

.

Er geldt: 1/2+1/4=3/4=9/12, dus 1/2+1/4-5/12=3/4-5/12=9/12-5/12=4/12=1/3.

1/2 + 1/4 - 5/12 = 1/3


stap 1. alle noemers gelijk maken. Beide getallen zijn met een factor te vermedigvuldigen waardoor ze op 12 uitkomen. 6 x 2 = 12 en 3 x 4 = 12. We moeten de teller ook maal die factor doen.

we krijgen dan:

6/12 + 3/12 - 5/12 = 4/12 (6+3-5)

Dit is allebei door 2 te delen dus gelijk aan 2/6
Dit kunnen we nogmaals door 2 delen en dan krijgen we 1/3
vereenvoudigd us de uitkomst dan volgens mij 1/3

misschien kan iemand even bevestigen of dit goed is?

De noemer moet bij optellen/aftrekken hetzelfde zijn. Dit heet 'gelijknamig' maken.
Dat kan want bv: 1/3=2/6=4/12=13/39=...enz
Als je goed kijkt dan zie je, dat teller en noemer met eenzelfde 'factor' worden vermenigvuldigd, bv:1/3=(1*13)/(3*13) (de factor is hier 13).
In jouw opgave moet de noemer voor alle breuken dus 12 worden. (Zie je dat?)
Probeer het nu nog eens!

Dit krijg je in groep zeven van de basisschool! WTF, zelfs ík wist dat te berekenen.

Je zal merken dat veel mensen gewoon vergeten hoe je dit soort problemen (systematisch) aanpakt, juist als ze ouder worden. Na 7 jaar zonder staartdelingen en andere rekenmethodes vergeet je dat soms.

ik moest inderdaad ook weer erg nadenken toen ik op de uni ineens weer staartdelingen kreeg :o

Zoals mijn leraar analyse vorige week zei: Na de basisschool kan iedereen breuken bij elkaar optellen, na de middelbare school kan niemand dit meer. Ik kom ook van de middelbare school.

Bij de behandeling van rationale getallen in het wiskunde-onderwijs komen het optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen van breuken ook weer aan de orde. Er wordt dus op de middelbare school ook nog aandacht aan besteed, maar alleen in de lagere klassen.

Zoals mijn docent altijd zegt als mensen breuken niet snappen: "Basisschool! GROEP DRIE!!! Bij juffrouw Toos!"