's morgens, 's nachts + nog wat grammatica
 

-waar staat die 's voor??
vroeger schreef ik altijd s'nachts, tsja, zo zeg je 't toch ook?

-het is toch zeker
ik wil
jij wilt
zij wilt, etc?

iedereen zegt altijd jij wil, zij wil, etc, zelfs op de Nederlands talige versie van MSN, staat er als je zo'n bericht krijgt van iemand "marieke wil met je praten" dat hoort toch zeker "marieke wilt met je praten" te zijn???? http://forum.scholieren.com/confused.gif

thanks mensen!

miep

Hoi,

ik weet het niet zeker, maar ik dacht dat die 's voor het woord "des" stond. Dat is een oud woord voor de. Dit is in de woorden "in de avond" gewoon samengepakt tot "des avonds" en vervolgens tot
's avonds. Het rijtje "willen" ging dacht ik zo:
Ik wil
jij wilt
hij wil
zij wil
wij willen
jullie willen
zij willen

maar nogmaals, dit weet ik niet zeker, dan zou ik het nog even op moeten zoeken. Hopelijk heb je er wat aan, mzzl, Silverwolf.

des avonds en des morgens..
'des' is de tweede naamval, de 's' achter 'morgens' en 'avonds' hoort daar ook bij. Als je het naar nu zou vertalen zou je zeggen: van de avond (vanavond) en van de morgen (vanmorgen).

Het rijtje willen gaat zo:

Ik wil,
Jij wil,
Hij wil,
Zij wil,
Wij willen

Er komt dus nooit iets achter.

Volgens mij komt er bij jij toch wel een t achter...

*gaat even zoeken*

hier staat 'jij wil'

Het kan allebei. Jij wilt of jij wil kan allebei gebruikt worden.

bedankt ppl!
ik dacht toch echt dat het jij wilt, hij/zij wilt was, maar dat heb ik dan dus fout gedacht! oh en kirsten, kan het ook bij hij/zij wilt, dat wil en wilt alle2 mag, of is dat alleen bij jij?

miep

[Dit bericht is aangepast door miep (17-12-2001).]

Alleen bij de tweede persoon enkelvoud, jij wil(t), zijn zowel wil als wilt toegestaan, wellicht naar analogie van het Duits.

Ook in de verleden tijd is 'willen' een werkwoord dat tussen sterk en zwak schommelt, met de vormen ik/jij/hij wilde en wij/jullie/zij wilden tegenover ik/jij/hij wou en wij/jullie/zij wouden.

Bij het werkwoord 'kunnen' vinden we trouwens n vergelijkbare sterk/zwak situatie, eveneens bij de tweede persoon enkelvoud, waar zowel 'jij kan' als 'jij kunt' toegestaan is.

Samenvattend: Ik wil, jij wil/wilt, hij wil.