![]() |
Goniometrie
Ik heb enkele opgaven waar ik echt niet uit kom.
Kan iemand me hiermee helpen? 1. Bewijs de volgende verdubbelingsformules: a. cos 2A = 1 - 2 sin2 b. cos 2A = 2 cos 2 A - 1 2. Bewijs: a. cos 2 A = 0.5 + 0.5 cos 2A b. sin 2 A = 0.5 - 0.5 cos 2A 3. Gegeven sin t = 2/3 en 0,5pi< t<pi Bereken sin 2t en cos 2t 4. Gegeven y=cos2 2x a. Herleid deze formule tot de vorm y=a + b cos cx b. schrijf deze formule ook in de vorm y=a + b sin c(x - d) Alvast bedankt !! |
Voor ik je help, ben je bekend met complexe notatie? Dat maakt alles namelijk een stuk makkelijker.
|
Citaat:
welke formules zijn er in de klas al bewezen trouwens? Op zich hoef je enkel die te gebruiken, eventjes zoeken op internet zal volgens mij ook wel (wisfaq.nl en dergelijke) heel wat resultaten geven voor deze bewijzen. Voor 1a; bv. je hebt cos(a+b) = cos(a)cos(b) - sin(a)sin(b) (somformule) met a=A en b=A, krijg je dus cos(2A)= cos²(A) - sin²(A) = (1 - sin²(A)) - sin²(A) (hoofdformule goniometrie) = 1 - sin²(A) Voor de andere formules is het vrijwel analoog: steunen op een formule die je daarvoor bewezen hebt. Voor 3 (en gelijkaardige problemen) raad ik je aan om een goniometrische cirkel te tekenen, daarop zet je dan de gegevens uit (desnoods als schets), daarmee kun je vaak al beter het probleem inschatten :) |
Nee, ik ben verder nergens mee bekend.
We hebben vandaag voor het eerst goniometrie behandeld. We mogen die somformules enz. ook bij het proefwerk erbij houden. Maar hoe weet ik nou bij vraag 2 bijvoorbeeld of ik cos 2A = 2 cos2 A - 1 moet gebruiken of de formule cos 2A = 1 - 2 sin2 A ?? |
In een rechthoekige driehoek met hoek a geldt:
sin a = overstaande zijde / schuine zijde. cos a = aanliggende zijde / schuine zijde. (Toen ik jong was, leerden we dat als definitie van sinus en cosinus). Als je verder helemaal geen enkele formule kent, kun je aan de hand van een tekening vrij eenvoudig afleiden dat cos 2a = cos2 s - sin2 a. En met behulp van de stelling van pythagoras kun je zien dat sin2 a + cos2 a = 1. Hieruit volgt dat cos2 a = 1 - 2 sin2 a (als je dat invult in bovenstaande formule, krijg je formule 1a). Hieruit volgt ook, dat sin2 a = 1 - 2 cos2 a (als je dat invult in bovenstaande formule, krijg je formule 1b). ------- Maar als het goed is, krijg je op gegeven moment de formules waa ILUsion het over heeft, en daarna wordt er waarschijnlijk nooit meer daar die bewijzen gevraagd. |
Citaat:
Met die tweede formule kun je cos 2A omzetten in iets met sin2 2A. Beide formules kun je toepassen als je een probleem *eenvoudiger* wilt maken. Bij opgave 2b heb je bijvoorbeeld te maken met een vergelijking waarin twee dingen staan die je nog niet weet: -> sin2 A -> cos 2A Als je de zaak eenvoudiger wilt maken, wil je toewerken naar een situatie waarin nog maar een ding staat dat je nog niet weet. Ga je dan die cos 2A uitdrukken in sin2 A? Of in cos2 A? |
Citaat:
|
Citaat:
Wat natuurlijk niet wegneemt dat het natuurlijk niet onmogelijk is om gewoon die complexe formules te gebruiken om de reële te bewijzen (maar dan moet je verder al die complexe sinus/cosinus-formules gaan bewijzen en dat lijkt me dan weer iets moeilijker dan die identiteiten gewoon in R te gaan bewijzen). |
Citaat:
|
Citaat:
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 16:59. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.