[Duits] Nominativ en Akkusativ
 

Kan iemand mij
Der
dieser
jener
das (haus)
dieses
jenes

Dit eens uitleggen aub? Ik heb een taak van dit en einen, eine , etc.. maar snap het niet echt
bij voorbaat dank :)

Wat wil je precies weten? Ik snap je vraag niet zo goed :o

We onderscheiden in het Duits 4 naamvallen: de Nominativ (eerste naamval) die gebruikt wordt bij het onderwerp en het naamwoordelijk deel van het gezegde, de Genitiv (tweede naamval) die gebruikt wordt bij het aangeven van een bezit, de Dativ (derde naamval) die gebruikt wordt bij het meewerkend voorwerp en de Akkusativ (vierde naamval) die gebruikt wordt bij het lijdend voorwerp. Als een bijvoeglijk naamwoord voorafgegaan wordt door een woord uit de der-Gruppe, dus der, dies-, jen-, jed-, all-, manch-, solch- of welch-, ziet de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord er in de diverse naamvallen als volgt uit:
1 der junge Mann/die junge Frau/das junge Kind/die jungen Leute
2 des jungen Mannes/der jungen Frau/des jungen Kindes/
der jungen Leute
3 dem jungen Mann/der jungen Frau/dem jungen Kind/
den jungen Leuten
4 den jungen Mann/die junge Frau/das junge Kind/
die jungen Leute.
Als een bijvoeglijk naamwoord voorafgegaan wordt door een woord uit de ein-Gruppe, dus ein, kein, mein, dein, sein, unser, euer, ihr of Ihr, ziet de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord er in de diverse naamvallen als volgt uit:
1 ein junger Mann/eine junge Frau/ein junges Kind/
keine jungen Leute
2 eines jungen Mannes/einer jungen Frau/eines jungen Kindes/
keiner jungen Leute
3 einem jungen Mann/einer jungen Frau/einem jungen Kind/
keinen jungen Leuten
4 einen jungen Mann/eine junge Frau/ein junges Kind/
keine jungen Leute.
Opmerking: Aangezien ein geen meervoud heeft heb ik voor de verbuiging bij het meervoud Leute gebruik gemaakt van kein, aangezien dat wel een meervoud heeft.