Sos reactievergelijkingen!!!!!
 

heeeelllp!!!
bij chemie zijn mijn reactievergelijkingen een ramp.
muijn leerkracht legt da altijd uit met iets van die
stof heeft zoveel appels en die wil die kwijt...
ma ik snap nix van die uitleg.
pls kan er mij iemand een simpele uitleg geven die ik snap??
kwetet, tis vakantie ma kheb om een vakantietaak gevraagd,
alleen al voor die reactievergeljkingen.
ben egt wanhopig. :(

Geef eens een voorbeeld van een opgave die je niet snapt.

Neem als voorbeeld de vormingsreactie van water. Water (H₂O) ontstaat door reactie van waterstofgas (H₂) met zuurstofgas (O₂), dus een eerste opzet voor de gevraagde reactie is H₂(g) + O₂(g) -> H₂O(g).
Laten we eens kijken in hoeverre dit klopt. Links hebben we 2 H-atomen en 2 O-atomen en rechts 2 H-atomen en 1 O-atoom. Omdat links en rechts van iedere stof altijd hetzelfde aantal atomen moet staan komen we rechts dus nog 1 O-atoom te kort. Door nu H₂O door 2H₂O te vervangen krijgen we de gewijzigde vergelijking
H₂(g) + O₂(g) -> 2H₂O(g). Nu hebben we links en rechts weliswaar 2 O-atomen, maar links hebben we 2 H-atomen en rechts 4, dus komen we rechts nog 2 H-atomen te kort. Door nu H₂ door 2H₂ te vervangen krijgen we de gevraagde reactievergelijking 2H₂(g) + O₂(g) -> 2H₂O(g).

Nou Mathfreak dat is natuurlijk de simpelste reactie vergelijking. Zonder voorbeeld kunnen we TS toch niet echt helpen.Voor reactievergelijkingen opstellen moeten we toch nog wel naar een aantal dingen kijken

Soort stoffen die er ontstaan/verdwijnen --> moculair,zout
Je hebt zuur/basereactie enz.

;)

Het zou kunnen dat ze moeite heeft met het begrijpen van het kloppend maken van een reactievergelijking, vandaar dat ik die reactievergelijking als voorbeeld gaf. Omdat ze in haar openingspost alleen maar aangaf dat ze problemen heeft met reactievergelijkingen, maar niet de precieze aard van de problemen aangaf, heb ik dus moeten gokken om wat voor probleem het precies ging. Laten we eerst maar eens haar reactie op mijn reply afwachten om te kijken of het probleem is opgelost, of om te kijken waar het eigenlijke probleem precies zit.
Ik ben het met je eens dat je voor een juiste oplossing van een probleem allereerst over een goede probleemdefinitie dient te beschikken. In dit geval hebben we echter nog geen duidelijke probleemdefinitie, maar wellicht komt daar naar aanleiding van haar reactie op mijn reply alsnog verandering in.

wel ja, mijn probleem is gwn da ik nooit weet waar ik welk cijfertje moet plaatsen.
da da zo is van hier staat er 2 in de index bv, en da er de andere kant een grote 2 voor komt te staan. ik ben egt achterlijk.

Het aantal atomen voor de pijl meot gelijk zijn aan het aantal atomen na de pijl
vb. H₂ betekent 2 H-atomen; 4H₂O betekent 4*2=8H-atomen en 4 O-atomen

Als er dus bv voor de pijl staat 7CH₄, dan weet je dat er 7 C-atomen en 4*7=4 H-atomen achter de pijl moeten staan (als uitsluitend methaan reageert in dit geval)

Je moet er gewoon goed opletten dat de het aantal deeltjes voor en na de reactie gelijk zijn. Om op je probleem dat je niet weet wanneer het een indexgetal moet zijn in te gaan. Dat word meestal aangegeven. Als er staat er word water gevormd weet je dat er H2(indexgetal)O moet staan. Je stelt dus eerst de reactievergelijking op en maakt hem daarna pas kloppend. (zie Mathfreaks uitleg als voorbeeld).

ik zal maar niet over 'ingewikkelde' wiskundige stelsels van vergelijkingen beginnen om reactievergelijkingen kloppend te maken :o

^^

Even een aanvulling: er zijn 7 elementen die altijd als 2-atomige moleculen voorkomen. Dat zijn waterstof, zuurstof, stikstof en de halogenen fluor, chloor, broom en jood met de molecuulformules H₂, O₂, N₂, F₂, Cl₂, Br₂ en I₂.
In samengestelde moleculen kun je soms ook aan de naam zien welk indexgetal je krijgt. Zo krijgt het O-atoom in zwaveldioxide het indexgetal 2 (di betekent 2), dus zwaveldioxide heeft molecuulformule SO₂. In zwaveltrioxide krijgt het O-atoom het indexgetal 3 (tri betekent 3), dus zwaveltrioxide heeft molecuulformule SO₃.
Er zijn een aantal moleculen waarbij je aan de naam niet direct kunt zien met welk indexgetal je te maken hebt. Voorbeelden zijn water (H₂O), ozon (O₃), zwavelzuur (H₂SO₄), salpeterzuur (HNO₃) en ammoniak (NH₃). In die gevallen dien je dus de naam en de bijbehorende molecuulformule van buiten te leren. Voor verdere details verwijs ik je naar je chemieboek(en).

amberlove kijk eens op http://forum.scholieren.com/showthre...readid=1597707

(ik had hier ook veel moeite mee. Je bent niet achterlijk, je moet het gewoon leren snappen. Maar zoiets als dit is gewoon veel oefening. Als je niet na een half uur opgeeft, lukt het wel.)

En sorry hoor maar als je over appels begint dat is meer iets van de basisschool als je leert rekenen :|

@mathtype: het HBrONClIF ezelsbruggetje dus (y)

jaaa, kwetet, die appels zijn egt stom, ma ja, ik heb ni vo die appels gekozen, das nu eenmaal haar manier van simpel uitleggen ^^ ma tis wel ne sgat van een leerkracht, ma haar uitleg deugt gwn niet... :p

vieze homooow