Economie: de munt
 

Hi,

wederom heb ik een aantal vraagjes omtrent de economie. Specifieker gezegd gaat het om de waarde van de munt. De vragen zijn als volgt:

1. Gegevens: Prijsindex augustus 2005 113,1 (aug. 2000 = 100).
Het prijsniveau is tussen 2004 en 2005 met 1,25% gestegen. Bereken de consumentenprijsindex in augustus 2004 (twee cijfers achter de komma).

Ik snap hier niet echt hoe ik de link tussen het prijsniveau en CPI moet zien.

2.
Leg uit dat niet-commerciële diensten in westerse landen in verhouding tot andere goederen en diensten steeds duurder worden.

Minder mensen komen in deze sector, dus wordt het duurder?

3.
Wanneer er sprake is van een "omgekeerde rentrestructuur", wanneer de rente op kortlopende leningen hoger is dan de rente op langlopende leningen, heeft de liquiditeitenmassa de neiging toe te nemen. Waarom is dat zo?

Geen idee?

4.
"Een instabiele vraag (naar geld) betekent dat de centrale bank niet precies weet waardoor de geldhoeveelheid schommelt." De geldhoeveelheid neemt in de eurolanden normaal gesproken elk jaar met ongeveer 5% toe. Leg uit waarom.

5. Gegeven: In de provincies Groningen en Friesland is de werkloosheid hoger dan gemiddeld in Nederland. Stel dat deze 2 provincies hun eigen munt, de Nordo, zouden krijgen.
a. Welke mogelijkheden om de werkloosheid te bestrijden krijgen Groningen en Friesland hierdoor?
b. Hoe proberen werklozen uit deze provincies nu aan werk te komen?
c. Het is niet zinnig dat deze provincies over een andere munt beschikken dan de rest van Nederland, geeft hiervoor 2 redenen.
d. Het ligt meer voor de hand dat de 50 staten van de VS één 1 hanteren dan dat de 12 eurolanden dat doen, geef daar een reden voor.

Als iemand ook maar ten minste 1 vraag weet hoor ik het heel graag!!

Alvast bedankt!!
Mr. Green.

1. 113,1 x 1,0125 = 114,51
2. Commerciële bedrijven streven naar winst en hebben te maken met (internationale) concurrentie. Zij zijn geprikkeld om efficiënter en effectiever te werken, bovendien vindt er vaak schaalvergroting plaats. De prijzen van hun goederen en diensten dalen dus, waardoor die van de niet-commerciële sector relatief lijken te stijgen?
3. Als de rente op kortlopende leningen hoger is dan die op langlopende leningen, hebben mensen eerder de neiging om hun spaargeld op een kortlopende spaarrekening te zetten. Deze spaarrekeningen tellen mee bij het meten van de liquiditeitenmassa, dus neemt die toe.

De laatste 2 mag iemand anders doen! :D

5. Gegeven: In de provincies Groningen en Friesland is de werkloosheid hoger dan gemiddeld in Nederland. Stel dat deze 2 provincies hun eigen munt, de Nordo, zouden krijgen.
a. Welke mogelijkheden om de werkloosheid te bestrijden krijgen Groningen en Friesland hierdoor?
Door de rente te verlagen kan de economische groei gestimuleerd worden.

b. Hoe proberen werklozen uit deze provincies nu aan werk te komen?
Door een lager salaris te accepteren dan men elders in Nederland zou doen en door gedeeltelijk weg te trekken uit Groningen (of het werkelijk zo is weet ik niet, maar je kunt natuurlijk ook gewoon zeggen 'door op vacatures te reageren')

c. Het is niet zinnig dat deze provincies over een andere munt beschikken dan de rest van Nederland, geeft hiervoor 2 redenen.
Je lost de structuele problemen er niet mee op. De Nordo devalueert t.o.v. de euro, exporteren is dan wel concurrerender, maar importeren is duurder (en aangezien de twee provincies veel zouden moeten importeren betekent dat inflatie).
Bovendien heb je vanaf dat moment te maken met transactiekosten, hetgeen de vrije marktwerking verstoort en niet ten goede komt aan de concurrentiepositie van de twee provincies.

d. Het ligt meer voor de hand dat de 50 staten van de VS één 1 hanteren dan dat de 12 eurolanden dat doen, geef daar een reden voor.
De VS vormen een nationale eenheid (gemeenschappelijke taal en geschiedenis)

Kleine opmerking: ik pretendeer niet dat het bovenstaande 'klopt' :p. Soms kon ik ook niks beters bedenken (vooral bij c).

Bij de 1e vraag kun je het ook in stappen oplossen, maakt het makkelijker. Er zit 1.25% procent verschil in dus is de 113,1 in 2005 101,25%. Het is makkelijk om 1% te weten dus reken de 1% uit, doe dat antwoord x 100% en je weet de oplossing.

Niemand heeft nog gereageerd op de 4e vraag, maar het lijkt mij nogal logisch, ik zit nog in de 4e van VMBO, heb het nooit gehad maar lijkt me logisch dat het door inflatie komt, elk jaar neemt dat altijd wel een beetje toe, waar die 5% geldhoeveelheid dus vandaan komt. Nogmaals ik ben dan wel goed in economie, maar heb dit nog nooit gehad, dus vertrouw er niet te veel op

Je moet die jongen natuurlijk wel op weg helpen met de juiste antwoorden.:D

1.
CPI 08-2005: 113.1 (1,25% hoger dan in 08-2004)
CPI 08-2004: (113.1 / 1,0125 =) 111,7

Ohja, dôh! :D
Sorry, lezen is 'n kunst!