[BI] VWO 2007-2 een aantal dingen niet duidelijk
 

Bij het vwo-examen van 2007, tijdvak 2 snap ik en aantal vragen niet.
vraag:
6. Waarom moet dat A zijn? Hoe kan de aftakking van de halsslagader in de aorta voor de ductus arteriosis voor een hogere zuurstofconcentratie zorgen in de halsslagader?
20. Waarom moet dat B zijn? Er wordt gevraagd op welke plaatsen carboxypeptidase de peptidebinding kan verbreken.

Alvast bedankt!

Zet er anders even de vragen bij, dan kan iedereen je helpen zonder eerst veel te moeten opzoeken. Of is het lastig met plaatjes e.d.?

in dat geval gewoon printscreen ;)

vraag 6
Gedurende de groei van de foetus is een ongestoorde ontwikkeling van het
zenuwstelsel, met name van de hersenen, essentieel. Daarvoor is een goede
aanvoer van zuurstof een vereiste.

6. Op welke manier wordt bij de foetus de zuurstofvoorziening van de hersenen
bevoordeeld ten opzichte van die van andere organen?
A Doordat de halsslagaders aftakken van de aorta vóór de plaats waar
longslagader en aorta met elkaar verbonden zijn.
B Doordat de halsslagaders meer bloed uit de rechterkamer ontvangen dan uit
de linkerkamer.
C Doordat de halsslagaders tezamen een grotere doorsnede hebben dan de
aorta.
D Doordat het bloed in de halsslagaders niet met zuurstofarm bloed gemengd
is.

vraag 20
De pancreas produceert endopeptidasen en twee typen exopeptidasen:
carboxypeptidasen en aminopeptidasen.
In onderstaande afbeelding is de structuur van de twee uiteinden van een
polypeptidemolecuul weergegeven. Vijf plaatsen zijn met een genummerde pijl
aangegeven.

Hier moet een plaatje van een peptideketen. maar dat lukt me alleen in de bijlage.

20 Op welke van deze plaatsen kan een carboxypeptidase de peptidebinding
verbreken?
A alleen op plaats 1
B alleen op plaats 2
C alleen op plaats 5
D alleen op plaats 3 en 4
E alleen op plaats 2 en 5

ik denk dat de druk van het bloed hoger is. Immers al het bloed uit de linkerventrikel gaat de aorta in en dan naar de aftakkingen. http://learn.sdstate.edu/craigg/pdadiagram.gif nb eerste aftaking gaat o.a. naar halsslagader links, tweede naar halsslagader rechts

Maar door de ductus Botalli gaat er bloed van de aorta naar de longslagader: je verliest druk. Dus na de ductus Botalli neemt de druk in de aorta af, dus ook de snelheid van het bloed, en dan neemt de weerstand in de perifere vaten toe.

Het bloed gaat toch andersom: van de longslagader naar de aorta?

nee, de druk in de aorta is hoger dan in de longslagader. Dus bloed gaat van hoge druk naar lager druk

Dat is ook logisch, bloed uit de linkerventrikel gaat immers vanuit aorta door het hele lichaam. En de linkerventrikelwand is dikker dan de rechter, dus wortd er met meer kracht gepompt

een exopeptidase kan alleen het uiteinde van een aminozuurketen knippen en wel een de kant van de COOH-groep. Dus plaats 2 is het juiste antwoord: de 1e peptidebinding aan de C-terminale kant.

Bij een foetus is het anders. De weerstand van de bloedvaten in de longen is veel groter is dan na de geboorte. Daardoor gaat het bloed van de longslagader naar de aorta (via de ductus arteriosis).
Waarom het bloed in de aorta voorbij de ductus arteriosis een lagere zuurstofconcentratie heeft, weet ik ook niet.

Antwoord A, omdat:

Kijk in binas tabel 84B: Het zuurstofrijke bloed van de moeder mengt zich met het zuurstofarme bloed in de onderste holle ader. Dit is dus het meest zuurstofrijke bloed dat in de foetus aanwezig is. Dit gaat de rechterboezembinnen en (voor het grootste gedeelte) door het foramen ovale naar de linker boezem, vervolgens de linkerkamer en daarna de aorta in. Het bloed dat deels in de rechterboezem blijft vermengt zich met het zuurstofarme bloed dat uit de bovenste holle ader stroomt en wordt de longslagader ingepompt. Dit bloed is dus minder zuurstofrijk dan het bloed dat direct naar de linkerboezem doorstroomt. Door te zorgen dat de twee halsslagaders eerder van de aorta aftakken dan dat de ductus Botalli erbij komt, wordt er voorgezorgd dat de hersenen worden voorzien van het bloed met de optimale hoeveelheid zuurstof.

Deze is wel redelijk lastig en vaag, maar goed, antwoord B omdat:

Gegeven: carboxypeptidase is een exopeptidase. Zie Binas tabel 82H: onderaan: exopeptidasen verbreken alleen peptide bindingen aan de uiteinden van de polypeptiden, dus alleen 2 en 5 blijven over (omdat 1 geen peptidebinding is). Het antwoord kun je verkrijgen door eliminatie. Het is een carboxypeptidase, en er zijn ook aminopeptidasen. Het is logisch dat aminopeptidasen (uitgaande van de naam) slechts peptidebindingen kunnen breken aan de aminokant van het eiwit. Daar vanuit gaande valt te beredeneren dat een carboxypeptidase alleen peptidebindingen kan verbreken aan de zuurkant van het eiwit, dus blijft alleen nummer 2 over.