![]() |
Genen :/
Hallo kinders, alweer in m'n examenjaar!
Ik snap de helft van 't hoofdstuk over genen niet, 't is zo gecompliceerd :s Dus nu even twee vraagjes neerpleuren. 1: Kruising van een homozygote rode ongehoornde stier en een aantal homozygote witte gehoornde koeien levert ongehoornde kalveren op met een vaalrode kleur. A: Bepaal welke allelen dominant-recessief overerven en welke allelen intermediair. Mijn antwoord: WTF? Ik snap er niets van, ze erven de allelen voor horens en de kleur. Dus RROO (rood-dominant en ongehoornd-domimant) En intermediair wordt dus => RwOg (w = wit-recessief, en g = gehoornd-recessief). En verder weet ik 't echt niet :| B: Bepaal de genotypen van de stier, de koeien en de kalveren. Mij antwoord: Ja, de stier. RROO. De koe wwgg (wit-recessief, en gehoornd-recessief). En de kalveren weet ik niet. C: Na verloop van tijd krijgen de F1-dieren door onderlinge kruising zelf kalveren. Welke fenotypen verwacht je in welke verhouding? Mijn antwoord: Geen, deze vraag snap ik niet. En dan nog een vraag :o 2: Bij cavia's is het allel voor witte vacht recessief en het allel voor zwarte vacht dominant. Het allel voor ruwharig is dominant en het allel voor gladharig is recessief. En zwarte ruwharige cavia, die heterozygoot is voor de allelen voor de kleur paart met een witte gladharige cavia. A: Hoe groot is de kans op een witte nakomeling? Mijn antwoord: 25% ofzo? *Gok* B: Hoe groot is de kans op een gladharige nakomeling? Mijn antwoord: 50%? Ook een gok C: Er onstaat onder andere een zwarte nakomeling. Is deze homozygoot? Licht je antwoord toe. Mijn antwoord: Ehhh nee, want hij kan ook nog het recessieve gen voor gladharigheid bezitten? Dusssssssss, iemand die mij kan verlossen van het bio-lijden? :o |
Citaat:
|
1: Kruising van een homozygote rode ongehoornde stier en een aantal homozygote witte gehoornde koeien levert ongehoornde kalveren op met een vaalrode kleur.
A: Bepaal welke allelen dominant-recessief overerven en welke allelen intermediair. Je hebt informatie gekregen over twee dingen: - kleur: homozygoot rood (RR) en homozygoot wit (WW) geeft zoals gegeven vaalrood. --> Aangezien ze beiden homozygoot waren, moet wel de combinatie R+W zijn ontstaan, ze kunnen immers beiden niet anders dan een R of een W geven. Aangezien ze niet rood zijn geworden, maar ook niet wit, erft geen van beiden blijkbaar dominant over, anders was het die kleur ook wel geworden. Dus erft het intermediair over. --> R = rood = intermediair W = wit = intermediair - gehoorndheid: homozygoot ongehoornd (OO) en homozygoot gehoornd (GG) geeft zoals gegeven ongehoornd. --> Aangezien ze beiden homozygoot waren, moet wel de combinatie (O+G) zijn ontstaan. Aangezien ze tóch ongehoornd zijn geworden, is de ongehoorndheid blijkbaar dominant. --> O=ongehoornd, dominant. g = gehoornd, recessief Je kunt de definities van dominant/recessief/intermediair/genotype nog eens nazoeken, met die informatie is er wel uit te komen. Hier kun je ook wel wat definities vinden. Als je deze vraag eenmaal begrijpt kom je ook wel uit de volgende vragen als het goed is. zo niet, dan moet je iets specifieker zijn met wat je niet snapt. :o |
Bedankt voor je reply maar ik snap er nog helemaal niets van :s
|
Wat begrijp je dan niet en hoe kwam je aan je eigen antwoord? Weet je wat het verschil is dominant/recessief/intermediair en hoe dat dan overerft?
|
Citaat:
De genotypen van de stier zijn: RROO. Die van het kalf: RwOg (R = dominant, en O = dominant) Toch? :o |
Intermediair wil zeggen dat het beiden niet dominant overerft en je een mengvorm krijgt.
Als je bij de eerste vraag even alles wegdenkt behalve de kleur, zie je daar een voorbeeld van. Rood met wit maakt vaalrood. (was er een van de twee dominant dan kreeg je wel rood óf wit) Ongehoornd is inderdaad wel dominant: ongehoord met gehoornd maakt alsnog ongehoornd. De stier is dan inderdaad RROO. De koe WWgg (wit is niet recessief zoals je eerder had opgeschreven, maar intermediair. Gehoornd is wel recessief). |
Citaat:
|
Citaat:
|
Oh en stier = RROO, koe = WWgg, en ik geloof dat kalf dan RWOg (maar helemaal zeker weten doe ik het niet)
|
Het eerste deel is al goed beantwoord. Ik zal even ingaan op het tweede.
Citaat:
|
Ik ben wel benieuwd naar het antwoord op deze vraag:
Citaat:
|
Citaat:
Dat betekent dat je F2 een kruising gaat worden als: + (Rr Hh) x o (Rr Hh) Dan krijg de de volgende combinaties: (RR HH), (Rr HH), (rr HH), (RR hh), (Rr hh), (rr hh), (Rr Hh), (RR Hh) en (rr Hh) Dit betekend dat alle mogelijke fenotypen gaan voorkomen: Ongehoornd en rood (RR, Hh) en (RR HH) Gehoornd en rood (RR hh) Ongehoorn en vaalrood (Rr Hh) en (Rr HH) Gehoornd en vaalrood (Rr hh) Ongehoornd en wit (rr, Hh) en (rr, HH) Gehoornd en wit (rr, hh) Je kan herleiden uit de twee combinaties dat je bij 1 gen altijd een genotypische verhouding: 1:2:1 zal krijgen voor RR:Rr:rr. Dit wordt nu verdeeld over 2 assen, waardoor de genotypische verhouding verandert. Dit gaat als volgt: --------------- 1:2:1 (RR HH) (Rr HH) (rr HH) 2:4:2 (RR Hh) (Rr Hh) (rr Hh) 1:2:1 (RR hh) (Rr hh) (rr hh) --------------- De som van deze diagram is 16. Elke 1 uit het diagram is dus 1/16de (0.0625), of 6.25%. Nu moet die worden omgezet naar de fenotypische verhoudingen (uit diagram halen): Ongehoornd en rood (RR, Hh) en (RR HH) = 2 + 1 = 3 = 18.75% Gehoornd en rood (RR hh) = 1 = 6.25% Ongehoorn en vaalrood (Rr Hh) en (Rr HH) = 2 + 4 = 6 = 37.50% Gehoornd en vaalrood (Rr hh) = 2 = 12.50% Ongehoornd en wit (rr, Hh) en (rr, HH) = 1 + 2 = 3= 18.75% Gehoornd en wit (rr, hh) = 1 = 6.25% Ik heb dit nu alleen wel uit mijn hoofd gedaan, dus mijn excuses voor eventuele foutjes. Dit is volgens mij het juiste antwoord. |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 11:17. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.