![]() |
[wiskunde] exponentiele groei ofzo
ik zat me heel erg te vervelen thuis, en toen ben ik maar alvast met wiskunde begonnen.
eerste boel sommen gingen wel goed, alleen nu snap ik het niet meer... de opdracht: 13. In de periode 1950-1970 nam in de VS het verbruik van kunstmest met 150% toe. De groei was in deze periode nagenoeg exponentieel. a. Met hoeveel procent nam het kunstmestverbruik per jaar toe in deze periode? b. In welk jaar was het kunstmestverbruik verdubbelt ten opzichte van dat in 1950? a. kunstmest nam met 150% toe in 20 jaar. de groeifactor g is 1+(150/100)= 2,5 g per jaar = g^(1/20) = 2,5 ^(1/20) = 1,0469 % per jaar = (g-1)x100% = (1-1,0469)x100% = 4,7% dees snap ik dan nog, maar b niet meer... b. in 1950 was kunstmestverbruik bv 100 kg, dus wanneer was t kunstmestverbruik 200 kg?? N=b.g^t N= hoeveelheid (=200, dacht ik) b= beginhoeveelheid (=100) g= groeifactor (=2,5) t= tijd (=??) ==> 200=100.2,5^t en hoe moet ik nu verder? nog een opdracht: 14. Een bacteriecultuur groeit exponentieel. Op t=4 zijn er 50000 bacterien. Op t=8 zijn er 250000 bacterien Hierbij is t de tijd in uren. a. Met hoeveel procent neemt het aantal bacterien per uur toe? b. Geef de formule van het aata bacterien N als functie van t. van deze opdracht snap ik helemaal niks... wie wel? |
Citaat:
Ik moet nu gaan, maar ik kom er later op terug. Als iemand anders dat dan niet gedaan heeft. |
Citaat:
|
Citaat:
groeifactor per jaar is geen 2,5 maar 2,5^(1/20), dus: 200 = 100 . 2,5 ^ (1/20 . t) Citaat:
p = percentage g = (1 + p/100) 250000 = g^4 . 50000 Citaat:
N(4), N(8) bekent; N(0) = N(q) . g^(-q) |
Citaat:
|
Dit heeft betrekking op opgave 13b. De groeifactor g wordt gegeven door g=2,5^(1/20), dus 200 = 100 . 2,5 ^ (1/20*t). Delen door 100 geeft:
2,5 ^ (1/20*t)=2. Neem nu van beide leden de logaritme. Dit geeft: t/20*log(2,5)=log(2), dus t/20=log(2)/log(2,5), dus t=20*log(2)/log(2,5), dus t is ongeveer gelijk aan 15, dus in 1965 was het kunstmestverbruik 200 kg. Dit heeft betrekking op opgave 14. Er geldt: N(t)=N(0)*g^t. Er is gegeven: N(4)=50000 en N(8)=250000, dus N(0)* g^4=50000 en N(0)*g^8=N(0)*g^4*g^4=50000*g^4=250000, dus g^4=250000/50000=5, dus g=5^(1/4)=5^0,25. Er is gegeven: N(0)* g^4=50000, dus N(0)*5=50000, dus N(0)=10000. Om de procentuele groei per uur te bepalen stellen we: g=1 + p/100, dus g-1=p/100, dus p=100*g-100, dus p=100*5^0,25-100, wat ongeveer gelijk is aan 49,5, dus de toename per uur is 49,5 %. Omdat N(0) en g bekend zijn is het aantal bacteriën N(t) als functie van t ook bekend. Er geldt: N(t) =10000*5^(0,25*t). |
Citaat:
en opgave 13b... wat is het logaritme? |
Citaat:
hij is helemaal leeg :( |
Citaat:
Mocht je nog meer informatie willen, dan moet je me maar even een mailtje sturen. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
en ik heb nog even in mn boek gekeken of het niet ergens stond, maar ik kon het nergens vinden. Soms moeten we ook nog opdrachten maken uit een boekje om met de GR te leren werken, maar in dat boekje kon ik ook niks vinden over het logaritme. Maar ik ga nu ff alles uitprinten (ook die link van mathfreak) en dan ga ik vanmiddag wel ff puzzellen |
Citaat:
Eerst de opgave zelf nog een keer: Citaat:
De formule voor exponentiele groei: N(t) = N(0) . g^t kan je dan gaan invullen met de volgende waardes: t = 20 N(t) = 2,5 . N(0) Merk op dat je geen waarde toekent aan N(0). Deze is tenslotte niet gegeven. Je vult de rest wel in en je krijgt: 2,5 . N(0) = N(0) . g^20 2,5 = g^20 g = 1,0469 groei per jaar = 4,7% Maar goed, dat antwoord had je al ;) Citaat:
N(t) = 2. N(0) En g = 1,0469 Invullen: 2 . N(0) = N(0) . 1,0469^t 2 = 1,0469^t Nu verder met je GR aangezien je nog geen logaritmes hebt gehad. Ik ga er maar vanuit dat je een TI-83 hebt, anders weet ik het ook niet voor je ;) Voer in: Y1= 1,0469^t Y2= 2 Plot de grafiek en stel het scherm zo bij dat je het snijpunt van de 2 grafieken goed kan zien. Ik had als scherm: [0,10]x[0;2,5] (das dus [Xmin;Xmax]x[Ymin;Ymax]) Ga naar het menu CALC (2nd TRACE) en kies optie 5:intersect. Je krijgt nu een cursor die zich bevindt op 1 van de grafieken. Verschuif de cursor zo dicht mogelijk bij het snijpunt van de 2 grafieken. Druk nu 3 keer op enter, en je krijgt een antwoord in de vorm van: Intersection x=15,129416 Y=2 Dus bij X = 15,1 is er sprake van een verdubbeling. Dat is dus in het jaar 1965. (Waarschijnlijk moet je afronden naar boven, dus het kan ook 1966 zijn) Citaat:
Voor beide tijdstippen ga je zoveel mogelijk invullen. Voor t = 4 krijg je dus: N(t) = 50000 t = 4 In formulevorm: 50000 = N(0) . g^8 En voor t = 8: N(t) = 250000 t = 8 ==> 250000 = N(0) . g^8 Je weet nu op beide tijdstippen N(0) en g gelijk zijn. Je wilt g weten, dus je gaat beide schrijven in de vorm van 'N(0) = ...' zodat je ze vervolgens aan elkaar gelijk kan stellen. Voor t = 4: 50 000 = N(0) . g^4 N(0) = 50 000/(g^4) En voor t = 8 N(0) = 250 000/(g^8) Aan elkaar gelijk stellen: 50 000/(g^4) = 250 000/(g^8) 250 000 . g^4 = 50 000 . g^8 (beide kanten delen door 50 000 . g^4) 5 = g^4 g = 1,495 Per uur is dat een toename van 49,5% Citaat:
N(t) = N(0) . g^t 250 000 = N(0) . 1,495^8 N(0) = 250 000/(1,495^8) N(0) = 10 000 Dus je formule is: N(t) = 10 000 . 1,495^t :) |
Citaat:
Citaat:
Citaat:
maar het klopt wel... want 6/3 = 12/6 en 12x3 = 6x6 weetje, laat ook maar zitten, ik geloof dat ik die stap al wel snap :) Citaat:
|
Citaat:
Citaat:
Citaat:
|
Citaat:
maa idd, bij de volgende 3 sommen (15 a,b,c) kwam ik het ook tegen :) |
Nog even een toelichting op het begrip kruislings vermenigvuldigen: stel dat geldt: a/b=c/d, dan is dat als volgt te controleren: links en rechts met d vermenigvuldigen geeft: a*d/b=c. Vermenigvuldigen we nu links en rechts met b, dan geldt: b*a*d/b=a*d=b*c. We noemen a/b=c/d een evenredigheid (een gelijkheid van 2 verhoudingen, nl. a/b en c/d) en a*d en b*c de kruisprodukten (als je tussen a en d en b en c een lijn trekt vormen die lijnen een kruis), vandaar de term kruislings vermenigvuldigen.
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 22:40. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.