![]() |
atoombinding
Hallo allemaal, ik snap helemaal niks van atoombindingen.
Over covalentie enz. Als ze bijvoorbeeld zeggen: teken de atoombinding van HCl(g) Hoe doe je dat dan? En als ze op een gegeven moment zeggen: teken de structuurformule van Etheen (C2H4) Dan beginnen ze met een dubbele binding maar waarom dan, en hoe weet je hoe alles aan elkaar vast zit? groetjes |
Alles zit met 'streepjes' aan elkaar vast (zoals je een structuurformule tekent)
De hoeveelheid 'streepjes' die aan een atoom kunnen. zitten noem je de covalentie enkele atomen: C: 4 N: 3 O: 2 Cl: 1 H: 1 Dus etheen heeft twee 'c' atomen. Die zitten met twee bindingen aan elkaar vast dus zijn er al twee gebruikt van beide atomen. Dan kunnen er nog twee 'h'tjes aan beide atomen. Dus krijg je C2H4. |
ja maar hoe weet je bijvoorbeeld, als je HCl tekent, en je tekent de 2 atomen tegen elkaar aan. (dus de atoombinding) hoeveel elektronen een gemeensschappelijk paar vormen?
|
Kun je je zinnen iets duidelijker formuleren?
Ik denk eigenlijk dat je te moeilijk denkt, zie het als een soort van lego. H en Cl kunnen maar op een ander blokje, dus het maakt niet uit hoe je ze tekent, als er maar een streepje tussenzit. |
Volgens mij is het dat er een elektron van de buitenste schil van het chloor ook in de buitenste schil gaat zitten van het H atoom. Zo zitten ze aan elkaar vast en zitten er dus twee elektronen in de binnenste schil van de waterstof.
|
Je moet de covalentie kloppend maken
Daarom zal er bij etheen een dubbele binding zijn. En je moet bij sommige atomen de bindingen gebruiken, maar je moet vooral niet meer gebruiken dan de streepjes. |
ik snap er dus helemaal niks van, waarom zit er bijvoorbeeld bij N2 een binding ertussen met 3 streepjes.
En als ik bijvoorbeeld CO heb, hoe weet je dan hoeveel bindingen je moet hebben, want C is covalentie 4 en O volgens mij 1. Welke moet je dan nemen? En bij een binding van 2 atomen dan vormt zich in het midden een gemeenschappelijk elektronenpaar toch? Maar bijvoorbeeld bij HCl dan gaat er 1 elektron van cl naar het midden, en 1 van H dus dan krijg je in het midden 2- toch? Maar Chloor heeft in totaal toch 17 elektronen, dus waarom gaat er dan maar 1 daar van naar het midden. Is dat omdat de covalentie van chloor 1 is? bedankt |
Citaat:
Stikstof heeft de elektronen over de schillen verdeeld als 2-5. Dit kan beter 2-8 zijn. Dus als twee stikstofatomen gaan binden zullen ze allebei 3 elektronen delen. Je krijgt dan dus 3 elektronenparen en dus 3 streepjes. De molecuulstructuur van CO is een stuk ingewikkelder: Immers zuurstof heeft 2 elektronen nodig en koolstof 4. Op basis daarvan zou CO2 dus veel logischer zijn, en CO zal ook reageren tot CO2 met zuurstof (bij verbranding). Om deze binding goed te beschrijven heb je quantummechanica nodig. De elektronen zijn nu niet meer "bij een bepaald atoom" dus in dit geval bij C of O, maar verspreiden zich over het hele CO molecuul. Hierdoor krijg je te maken met de "schillen" van het hele molecuul, die er heel anders uitzien dan de schillen van 1 atoom. :eek: Als dit een beetje vaag is sorry... maar zonder quantummechanica is deze binding niet goed te begrijpen -O- |
Citaat:
|
oke bedankt,
Ik heb nog niks over quantamachinica ofso gehad :p ;) en ook niks over schillen, en ook nog niet over wat jij zei: 2-8-8 enz. Maar klopt het dus dat chloor 1 elektron en waterstof 1 elektron naar het midden gaat om een gemeenschappelijk paar te vormen omdat ze allebei covalentie 1 hebben? Maar als ze nou op mijn toets vragen, teken ...... In iedergeval iets met atomen, waar moet ik dan op letten zodat ik weet hoeveel streepjes ik moet hebben? Moet je daar ok naar de covalentie kijken? groetjes |
Citaat:
Zoals ook al bij Etheen voor gedaan is: C2H4. Elke C wil 4 elektronparen (streepjes), elke H wil er 1. Dus vanuit elke H gaat er 1 streepje naar de C's. Dat zijn 2 streepjes per C. Allebei de koolstof-atomen willen dan nog 2 elektronparen erbij, dus die kunnen ze goed met elkaar vormen. Je krijgt dan dus 2 streepjes tussen de C's en vanuit allebei 1 streepje naar elke H. http://upload.wikimedia.org/wikipedi...ne-2D-flat.png |
oke helemaal top, super duidelijke uitleg!!!
Dus je moet gewoon kijken wat de 1 wil, en wat de ander wil, en dan zeg maar een tekeningetje erbij maken. Maar N2 heeft covalentie 3, dus daarom krijgt die n met 3 streepjes en dan weer n toch? En CO wordt dan: C wil 4 streepjes, O wil er 2, dus dan krijg je: O dubbel streepje C dubbel streepje O toch? |
Citaat:
Citaat:
Citaat:
Citaat:
|
ohja sorry:p
Want CO dat is inderdaad een aparte, want C wil er 4, maar O wil er 2 dus dan kies je denk ik: C 2 streepjes O En dan bij die C 2 schuine streepjes met een bolletje ofzo? :p |
Citaat:
Nog 3 mogelijkheden: http://upload.wikimedia.org/wikipedi...Monoxide-2.png Ze kloppen allemaal echter niet precies met hoe het molecuul er echt uitziet. Dus ga vooral hier je hoofd niet over breken ;) |
haha oké mooi, dan hou ik het bij de makkelijkere!
Bedankt ;) |
maar stel: je tekent HCl, en je gaat ervan uit dat de covalentie van Cl 3 is, dus niet 1 maar ffies 3.
Dan is die toch net zo moeilijk om te tekenen als CO omdat dat met die covalenties raar zit>?> Of zie ik dit verkeerd? |
Citaat:
|
stel, je hebt HCl...
Ga ervan uit dat de covalentie van Chloor 5 is, en van waterstof 1. Als ze dan een gemeenschappelijk paar vormen... Dan vormt ze toch een gemeenschappelijk elektronen paar van -6? Want chloor stelt er dan 5 beschikbaar en waterstof dan 1? en blijft er bij chloor dan aan de rand van het atoom nog 17-5=12 elektronen achter? En zit dat gemeenschappelijke paar echt in het midden van de atomen? groetjes |
Nee want waterstof wil helemaal geen 5 elektronen, waterstof wil er maar 1, en kan er ook maar 1 geven. Dus die zal ook maar 1 elektronenpaar vormen. Als chloor een covalentie van 5 zou hebben zou het dus maar moeten zien waar het de andere elektronen vandaan haalt ;)
Overigens zou Chloor als het een covalentie van 5 zou hebben waarschijnlijk geen covalente binding, maar een ion-binding vormen met 3 waterstof-atomen. Chloor kan dan namelijk makkelijker 3 electronen afstaan dan er 5 bijhalen. In dat geval zou chloor een lading van +3 hebben en daardoor aangetrokken worden door de -3 van de waterstof-atomen (-1 per atoom) ;). Maar waarschijnlijk kun je van dit verhaal ook helemaal niks volgen dus raad ik je nogmaals aan binnen de gebaande paden te blijven en niet theoretische gevallen uit te denken die veels te ingewikkeld voor je worden ;) |
ja maar, hoe weet je dan hoeveel elektronen een atoom afgeeft voor een gemeenschappelijk elektronen paar in het midden?
Dan moet je toch naar de covalentie kijken? Wil je is een paar voorbeelden geven? danku :D |
Ja kijk naar de covalentie:
H: 1 Cl: 1 N: 3 C: 4 Dus krijg je bijvoorbeeld: CH4 (4 elektronenparen, 1 per waterstof allemaal naar de koolstof) HCl (1 elektronenpaar tussen H en Cl) N2 (3 elektronenparen, allemaal tussen stikstofatomen, er is ook niks anders) NH3 (3 elektronenparen, 1 per waterstof allemaal naar de stikstof) H2 (1 elektronenpaar, tussen de 2 waterstof-atomen) Cl2 (1 elektronenpaar, tussen de 2 chloor-atomen) |
nu vat ik het helemaal niet meer :S
Een gemeenschappelijk elektronenpaar zit toch in het midden? En er komt toch van elk atoom een aantal elektronen naar het binnen om een gemeenschappelijk elektronenpaar te vormen? Maar moet je dan naar degene met de laagste covalentie kijken? |
Het aantal electronen wat een atoom deelt (dus niet afstaat) is gelijk aan de covalentie. C deelt dus 4 electronen met de atomen er omheen, waterstof 1. Om nu te zorgen dat koolstof toch 4 electronen kan delen (4 electronenparen kan vormen), moeten er dus 4 waterstof-atomen zijn om mee te delen (want die hebben samen ook 4 electronen te delen).
Je gaat als atoom natuurlijk niet je electronen delen als je er niks voor terug krijgt :P Dus moet er voor elk electron dat een atoom deelt, ook door een ander atoom een electron gedeeld worden. C deelt er 4, dus wil ook dat andere atomen er 4 delen. Dit kan je doen door er nog een stof aan te hangen die 4 electronen deelt (niet echt een practisch voorbeeld van), of 2 die er 2 delen (2 zuurstofatomen bijvoorbeeld ->CO2), of 4 die er 1 delen (4 waterstof atomen bijvoorbeeld->CH4) |
oké, maar HCl kan dan niet toch?
Want Cl wil er 4, en H wil er 1... |
Cl wil er maar 1 :)
|
ohja :P
(shame) laat ik mijn vraag anders stellen: Stel dat ik morgen op mijn toets te maken krijg met een atoombinding waarvan er 1 een covalentie van 4 heeft, en een ander een covalentie van 1.. Welke kies je dan? die 1? |
Dan binden er dus 4 van die atomen met covalentie 1 aan 1 atoom met covalentie 4, zodat elk atoom met covalentie 1, 1 electronenpaar heeft en elk atoom met covalentie 4, 4 electronenparen. Ik kies allebei! :D
|
Ik geef het op....
hopen dat er niet zulke vragen gesteld worden.... |
OH WACHT, je moet dus eigenlijk de covalenties kloppend maken zodat ze gelijk aan elkaar zijn?
Stimmt das? :p Dus aan dat atoom met covalentie 4 komen dan 4 atomen met covalentie 1 te hangen? stimmt das auch? |
Citaat:
Mijn scheikundeleraar wilt de verbinden nog wel eens voorstellen als 'handjes'. C heeft vier handjes, O heeft er twee. En als ze elkaar 'vasthouden', dan willen ze álle handjes vol. Heb je dus één C dan wil hij twee Otjes, zodat hij al z'n vier handen vol heeft (en de Otjes elk hun twee handen). Heb je echter Htjes, dan hebben die maar één hand (covalentie van 1) en wil jij vier handen schudden met mensen met één hand, dan heb je vier mensen nodig - dat C-atoom wilt dus 4 H-atomen. Alleen zijn het dus geen handjes, maar het delen van elektronen. Maar dan geldt hetzelfde, wil jij vier elektronen delen (zoals een C) en je komt alleen maar Htjes tegen (die slechts één elektron willen delen) dan zoek jij gewoon 4 keer een H zodat jij 4 keer één elektron deelt (en in totaal dus vier elektronen deelt). |
oke, ik zat bij een atoombinding alleen maar te denken aan 2 atomen...
|
maar wat als 1 atoom covalentie 3 heeft en een ander atoom een covalentie van 2? of kan dat niet?
|
Citaat:
Dus opgeteld zijn dat weer 3. Bijvoorbeeld HCN. Dit is dan wel een c-atoom in het midden maar zo kun je zien hoe het zit. Dus een driedubbele binding met het N-atoom en nog een H-atoom aan de andere kant. http://ualr.edu/rebelford/chem1402/q...ges/HCN-w..jpg |
oke want 2 atomen met een covalentie van 3 en 2 kan dus niet, dan moet er eentje bij zitten
? |
Citaat:
Als in: twee atomen met 'drie handjes' geven elk twee handen aan een atoom met twee handjes, ze houden nu beiden één hand over en houden zo elkaar vast. Andere optie: een vierkantje. Twee 2-atomen boven met één verbinding ertussen. (Eén hand gevuld.) Met de andere hand houden ze allebei een ander 3-atoom vast. Die twee 3-atomen houden dan nog twee bindingen/handen over. Die maken ze aan elkaar, óf elk aan een ander 2-atoom, óf geven een hand aan elkaar én een hand aan een ander 2-atoom. Of zoiets. In wezen zijn de mogelijkheden zo ongeveer oneindig, tenminste, als je het zo benadert. Of het in het echt kan is weer heel iets anders, maar 'wiskundig' gezien kun je ontzettend veel dingen bedenken. Ik teken meestal maar wat en dan zie ik vanzelf wel wat past en wat niet. Ik weet niet of het scheikundig kan, dus, maar het kan in ieder geval met pen en papier en heel veel onschuldige onkennis. :P |
1 Bijlage(n)
Citaat:
Deze stof is ethaanzuur. http://www.freewebs.com/mycoll/naamloos4.bmp Als het H-atoom weggaat krijg je daar een open plek. Hier zit een negatieve lading. Maar dat zal jouw leraar vast nog niet vragen. Dit plaatje zit trouwens bij de bijlagen. Het streepje betekent dus een negatieve lading. |
ik verwacht niet dat men docent zo moeilijk morgen op de toets gaat doen..
Maar ik snap het nu: als ik bijvoorbeeld een atoom met covalentie 1 heb en eentje met 4, dan gaat er 4 van die covalentie 1 atomen om die covalentie 4 atoom. Zodat alle "handjes" gevuld zijn :D |
Ja, dan sodemietert de H gewoon op en laat z'n elktron achter bij de O en een elktron heeft één negatieve lading en daardoor wordt de O één lading negatiever en krijgt het een minnetje. Net een huwelijksdrama. Maar ik zou me er nog niet te druk om maken, want ik denk inderdaad ook niet dat je het op je toets krijgt. ;)
|
Citaat:
|
Citaat:
Het minnetje is dan het kindje :D |
helemaal top, bedankt!
|
Citaat:
1. octetregel 2. geen lading over atomen Als daar niet aan voldoen kan worden een benadering in de vorm van resonantiestructuren tekenen. Kreeg je ook gewoon op het vwo bij sk1 geloof ik. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 11:20. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.