![]() |
Eindexamen m&o havo 2009 - I
Naast de verzekeringsuitkering van € 4.000,-, wil mevrouw Pietersen op
1 januari 2020 kunnen beschikken over een spaarsaldo van € 10.000,-. Hiertoe opent zij een spaarrekening. Zij zal op 1 januari 2010 en op 1 januari 2015 een gelijk bedrag op deze spaarrekening storten. Op deze spaarrekening wordt jaarlijks 4,5% samengestelde interest vergoed. De interest zal op 31 december van elk jaar op deze spaarrekening worden bijgeschreven. 2p 15 Bereken welk bedrag op 1 januari 2010 en op 1 januari 2015 door mevrouw Jansen op deze spaarrekening gestort zal moeten worden daar komt dit uit: Y × 1,04510 + Y × 1,0455 = 10.000 Y = € 3.572,51 Hoe kom je aan Y?? |
je maakt denk ik schrijffoutje
het ene bedrag, noem dat X, groeit aan met 1.045 ^ 10. (tot de macht 10) het andere, Y, groeit met 1.045 ^5. . reken gewoon die groeifactor eerst uit. 1.045 ^10 = 1.75 of zo - kep geen rekenmachine nu 1.045 ^5 = 1.3 of zo via de regel (AxB) + ( AxC) = A (B+C) tel je die bij elkaar op Dus Y x die totale grooei van ongeveer 3.05 = 10.000 etc |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 20:17. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.