![]() |
Twee manieren om evenwichtsinkomen te berekenen
Hallo
Ik ben bezig met het leren voor Economie maar ik heb een probleem. Volgens het boek is het evenwichtsinkomen Y = EV. Dit is dus het nationaal inkomen is gelijk aan de effectieve vraag (bij ons nu alleen consumenten + investeerders: C + I). Dit snap ik nog. Bij het evenwichtsinkomen is dus het nationaal inkomen gelijk aan de effectieve vraag. Is het nou zo dat het nationaal inkomen gelijk is aan de producten? Nu zegt het boek dat er nog een manier is om het evenwichtsinkomen te berekenen. Door de formule S = I te gebruiken. Maar ik snap niet hoe dit moet werken. De spaarfunctie is dus gelijk aan de Investeerders? Ik snap wel hoe je dit moet berekenen maar ik snap niet waarom het zo werkt. Ik snap dat als je de spaarfunctie en consumptie functie bij elkaar optelt het nationaal inkomen krijgt: Y = 0,8Y + 30 + 0,2Y - 30. Alleen ik snap niet hoe het verder moet. Wat is de verklaring dat de spaarders gelijk zijn aan de investeringen? Sorry voor de onduidelijke uitleg maar hopelijk kan iemand het uitleggen. Dank jullie wel! |
Inkomensevenwicht betekent (niets meer dan) dat wat een land produceert, ook gevraagd wordt. Je zou je voor kunnen stellen dat je (tijdelijk) iets meer maakt dan je verkoopt, je vormt dan wat voorraad. Of andersom. Om de vergelijkingen mooi uit te kunnen rekenen wordt (eigenlijk altijd op vwo) gesteld: Y = EV, dus productie = vraag.
Het model kun je verder oplossen door de gegeven getallen in te vullen. maar niet zo: Y = 0,8Y + 30 + 0,2Y - 30, want daar staat als je t uitrekent: Y = 0,8Y + 0.2 Y + 30-30 en dat is dus altijd Y. Er staat dus Y=Y. dat klopt altijd, daarmee kom je niet verder. Y = C+S, als je kijkt naar waar de gezinnen hun binnenkomende inkomen ( Y) aan besteden: aan sparen of aan consumeren Y = C+I, als je kijkt naar wat voor producten de bedrijven allemaal maken: consumptiegoederen (C) of investeringsgoederen (I). deze twee aan elkaar gelijk stellen geeft: C+S = C+I dus S=I De S zal 0.2 Y - 30 zijn begrijp ik uit bovenstaande (chck dit even) de I zal autonoom zijn, bijv 25 (ik zeg maar wat) dan staat er 0,2 Y - 30 = 25...............30 naar de andere kant brengen 0.2 Y = 55....................keer vijf doen Y = 275. Dit is het evenwichtsinkomen. |
Dank je wel the economist! Ik las inderdaad ook al in een ander boekje dat de EV de voorgenomen bestedingen zijn en Y de werkelijke bestedingen. Dat is ook logisch op zich.
Citaat:
Citaat:
Citaat:
0,8Y + 30 = 0,8Y + 30 Moet je eerst 30 eraf halen aan ene kant. Gaat hij er ook af aan de andere kant dus: 0,8Y = 0,8Y Vervolgens moet de 0,8Y eraf en die gaat dan ook aan beide kanten weg. Waar dus dan 0 uitkomt. Dan heb je S = I over. Deze bereken je dan en dan heb je het evenwichtsinkomen. Het probleem is dat ik wel snap hoe je het kan berekenen. En er zal ook alleen gevraagd worden op het proefwerk om het uit te rekenen. Maar ik wil eigenlijk weten waarom ik het doe. Waarom doe je C + S = C + I omdat ze beide hetzelfde betekenen? Sorry voor al de vragen maar ik wil zeker weten dat ik het echt snap (dus dat je ook de achterliggende theorie snapt). Bedankt! |
Wat 'the economist' doet is bewijzen waarom geldt dat S = I. Om dit te bewijzen trekt hij de vergelijking voor de totale Y uit elkaar naar een producenten (Y = C + I) en een consumenten deel (Y = C + S).
Omdat beide vergelijkingen beginnen met Y = ... kan je ook zeggen C + I = C + S, wiskundig zie je dat de C wegvalt. Dit is ook logisch omdat de C van de consumentendeel (wat de gezinnen uitgeven aan consumptie) gelijk is aan wat er bij de bedrijven als omzet binnenkomt. S = I geldt omdat de investeringen van de bedrijven moeten worden 'betaald' uit dat geld dat door de consumenten niet wordt gebruikt, ofwel dat wat ze sparen. |
Citaat:
Stel C = 0.8 Y + 30. Dit betekent : de consumenten zijn van plan (vooraf) om 80 % van hun inkomen te besteden, plus een vast bedrag van 30. Stel de producenten zijn van plan (vooraf) 50 te gaan investeren. En dit moet dan maar (toevallig ) aan elkaar gelijk zijn ! Er is maar één waarde van Y waarvoor dat kan gelden. Die bereken je door S = I te doen. Want wat gespaard wordt, wordt dus niet aan Consumptie goederen gemaakt, en is over om I goederen mee te maken. Dus S=I, dus 0.2 Y -30 = 50, etc. Zou de Y anders uitvallen, bijv 300, dan consumeren de mensen 270, ze sparen dus nog maar 30, en dat wringt met de voorgenomen I van 50. |
Sorry The Economist en Stff voor de enorm late reactie. Ik heb het examen gehad en had een mooi cijfer. Het was er inderdaad niet in voor gekomen.
En bedankt voor de uitleg. Nu snap ik het. C en I moeten gelijk aan elkaar zijn. Uit de functie C moet 50 komen. Want dat is I. Maar dan moet je de Y weten. Die moet je dan dus uitrekenen. Maar waarom gaat het geld dat niet wordt geconsumeerd, wat dus wordt gespaard wordt naar de I? Is dat omdat het gespaarde geld op de bank staat. Dat wordt weer uitgeleend aan bedrijven en die gaan weer investeren? |
ja, dat is wel een logische vraag,. Het is eigenlijk bijna een cirkelredemering.
Het geld (beter: het inkomen)dat niet wordt geconsumeerd brengt men naar de bank. Die leent het uit aan bedrijven die er Investeringsgoederen van maken. Maar wat nou als die bedrijven niet investeren ? Nou, dan maken die bedrijven dus alleen consumptiegoederen, en geven zij dus ook minder inkomen af aan de gezinnen. in getallen: Stel de productie is 100. De gezinnen krijgen, als beloning voor hun productiefactoren, 100. Stel ze zeggen: we gaan 20 sparen. De vraag naar consumptiegoederen is dan dus 80. Maar de bedrjiven wilden 100 maken ! Dat kan dus alleen als ze ook I maken. |
daar ben ik ook mee bezig!
wij hebben een powerpoint gekregen en die beschrijft alles! http://www.jdjong.nl/?page_id=37 & dan moet je onder economie het kopje Keynes opzoeken. :) Succes! |
Citaat:
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 11:34. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.