nederlands zinnen ontleden
 

heey,

kan iemand voor mij alsjeblieft deze zinnen ontleden?
ik snap er niets van.. -.-ík weet niet hoe ik het onderwerp en lijdend voorwerp uit elkaar moet houden.. en of iets wel bij het gezegde moet of niet :$
Deze zinnen zijn zo ingewikkeld.. :$

1) Door de gevolgen van klimaatverandering smelten op de Noordpool, de grootste wildernis op aardig grote stukken ijs weg.

pv:
gez:
ond:
lv:
mv:
bwb:

2) De bibliothecaresse heeft mij vanmorgen de werking van de catalogus op de computer goed uitgelegd.

pv:
gez:
ond:
lv:
mv:
bwb:

ik hoop dat iemand mij kan helpen, heel erg bedankt alvast !
xx

Wij (of tenminste ik) gaan hier niet jouw huiswerk maken. Jij kunt invullen tot waar je komt en proberen de problemen te benoemen die je tegenkomt en dan kunnen wij proberen om jou daarmee te helpen.

Ik ben het met Uomi eens.

Je moet gewoon rustig beginnen. Welk woord moet er per se in, zonder dat het raar klinkt? Bv 'Ik loop naar de supermarkt'. Je kunt niet zeggen Ik naar de supermarkt, dus loop is het werkwoord, de persoonsvorm in dit geval. En naar de supermarkt geeft richting aan, dus is het bijwoordelijke bepaling.

"Door de gevolgen van klimaatverandering"
Geeft antwoord op de vraag 'waardoor', dus ook een bijwoordelijke bepaling (gebruik van die haaientanden).

^Wat zij zeggen.

Hmm, je kan het onderwerp en het lijdend voorwerp niet uit mekaar houden? Misschien kan je het zo onthouden:
Ik eet frietjes.
Eet is het werkwoord, de persoonsvorm dus.
Het onderwerp is steeds de persoon/het voorwerp dat het werkwoord uitvoert, je kan de vraag stellen "Wie/wat + pv?" (Hier dus: Wie/wat eet?)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat de actie ondergaat. Namelijk hier: De frietjes worden gegeten.