![]() |
Kansrekenen (dringend!)
Ik snap niet hoe je aan al deze uitkomsten komt. Ik snap zeer weinig van kansrekenen daarom zou ik graag uitleg willen hoe je daar nu net aan komt. Ik ben niet zeker of alle oplossingen ook correct zijn.
Je trekt 2 kaarten uit een boek met 52 speelkaarten. bereken de kans op volgende gebeurtenissen A: de getrokken kaarten zijn 2 azen P(A)= 1/221 B: de getrokken kaarten zijn 2 harten. P(B)= 1/17 C: de getrokken kaarten zijn een klaveren en een schoppen. P(c)= 13/102 D: de getrokken kaarten zijn aas en heer van ruiten. P(D)= 1/1326 Je trekt 4 kaarten uit een boek met 52 speelkaarten. Bereken de kans op volgende gebeurtenis. E: de getrokken kaarten zijn 2 azen en twee heren. P(E)= 36/270725 Bij een loterij worden 500 lootjes verkocht, er zijn 25 prijzen. Saar heeft 2 lootjes gekocht. wat is de kans dat saar geen prijs heeft? saar koopt 2 van 500 lootjes. het totaal aantal mogelijkheden: 90,24 % 2 uit 500 lootjes het totaal aantal mogelijkheden om geen prijs te winnen: 0,24% 2 uit 475 lootjes de kans dat saar geen prijs heeft: 9,76% Formule van Laplace wat is de kans dat saar 2 prijzen heeft? Het totaal aantal mogelijkheden om 2 prijzen te winnen: 9,52% 2 uit 25 lootjes De kans dat saar twee prijzen wint: / Formule van Laplace (deze uitkomst heb ik niet) |
De eerste zal ik even voordoen. Er zitten vier azen in een pak kaarten. De kans dat de eerste kaart een aas is, is dus 4/52. Vervolgens heb je nog 51 kaarten over, waarvan 3 azen. De kans dat je nu weer een aas pakt is 3/51. De kans dat je twee azen uit een pak kaarten pakt is dus (4/52) * (3/51) = 1/221. Snap je nu de andere vragen ook?
|
Citaat:
ik kom niet aan 1/221 :p. Als ik 4/52 maal 3/51 doe kom ik een kommagetal uit en ik heb geen idee hoe je dan aan die 1/221 komt. Kan je dat even uitleggen?:p Bij B kom ik uit : 13/52 * 12/51 want er zitten 13 harten in een kaartspel, neem ik aan? :') C: snap k niet hoe je klaver en schoppen tegelijk de kans daarop kan berekenen. Ik ben een ramp |
Citaat:
Stel dat je 1 kaart pakt. De kans dat het een aas is, is 4/52 ( = 1/13), aangezien er 4 van de 52 kaarten een aas zijn. Wanneer je de tweede kaart pakt, heb je 3/51 kans, want er is al een aas uit het spel. Je hebt dus de eerste keer 1/13 kans, de tweede keer 3/51. Wat je dan doet is 1/13 * 3/51 = 1/221 kans. Citaat:
Op de vragen die daarna komen, heb je meer kennis nodig. Ik zou even deze pagina doorlezen, die legt de verschillende situaties uit met voorbeelden: http://www.omegajunior.net/wiskunde/...teringentellen Edit: Om van dat kommagetal naar een breuk te gaan, doe je MATH -> 1: Frac |
Citaat:
|
Citaat:
|
En als dat niet lukt, dan moet je 1 / ANS doen, en wat daar uitkomt is dan de noemer van je breuk (als de teller 1 is).
|
Citaat:
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 09:19. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.