[[Fi]]
 

Ik heb een vraagje over een passage uit een boek:

De wereld is de totaliteit van alle feiten, niet van dingen. Dingen zijn weliswaar de bouwstenen, de substantie, maar zij komen alleen voor in combinaties.

Ik snap die laatste zin niet, waarom komen dingen alleen voor in combinaties?

Welk boek?

Het gaat over taal en daarmee corresponderende standen van zaken in de wereld. Goede zinnen zijn (en feiten): "in holland staat een huis". Dit is een zin gebouwd met dingen, bouwstenen. Alleen 'huis' is geen zin en ook geen feit. 'huis' is geen feit over de wereld, geen stand van zaken. 'in holland staat een huis' wel. dus ziedaar, combinatie.

In overdrachtelijke zin maakt het niet zo veel uit wat is, maar vooral hoe we het kunnen overdragen. Ik geloof dat Wittgenstein stelde dat filosofie vooral het oplossen van taalproblemen (of iets in die aard) was.