Databases wiskunde logica
 

Hallo forummers :) Ik heb maandag een tentamen voor het vak database wiskunde en ik heb één les overgeslagen waar het volgende type vraagstelling werd behandeld:

http://s8.postimage.org/pyl63d9z9/Knipsel1.jpg

en

http://s7.postimage.org/uoavic7yj/Knipsel2.jpg

Dit zijn 2 screenshots van voorbeeldtentamen met juiste antwoorden. Ik heb gepuzzeld ende lesstof bekeken maar ik snap niet hoe ze tot deze antwoorden komen. :( Het zou volgens mij niet heel moeilijk moeten zijn. Ik heb ook al met puntjes alles uit zitten tekenen maar ik kom er niet uit. -O-

Is er iemand die mij een beetje op weg zou kunnen helpen of zou kunnen uitleggen hoe ik deze opgaven moet oplossen? :confused:

Bij de eerste opgave: je kijkt naar alle paren van getallen (a, b) met a, b in de verzameling {1, 2, 3, 4, 5, 6}. Voorbeelden van zulke paren zijn (1, 2), (5, 4) en (6, 6). Vervolgens moet je kijken voor welke van deze paren geldt: a + 2b > 11. Dat is bijvoorbeeld wel het geval voor (1, 6), want 1 + 2*6 = 13 > 11, maar niet voor (4, 1), want 4 + 2*1 = 6 < 11.

Bij de tweede opgave: hetzelfde, maar nu kijk je of geldt dat a = 1 (mod b). Aangenomen dat je weet hoe modulorekenen werkt, moet je daar wel uitkomen.

Tochjo ontzettend bedankt, heeft me geholpen! :)