![]() |
Oplosbaarheidsconstante
[Na²+] × [OH-]² = 4,7 × 10^-6
X . (2X)² = 4,7 × 10^-6 Dus X = 1,06 × 10^-2 staat er in de antwoorden, maar hoe komen ze hier aan? En X tegen over 2X snap ik, aangezien de molverhouding zo is, maar waarom moet die 2X ook nog gekwadrateerd worden? BVD! :) |
b. Bereken met behulp van tabel 46 hoeveel mol calciumhydroxide maximaal oplost in
1,0 L water. Dit is trouwens de bijhorende vraag |
Kun je de volledige opgave geven?
|
Of de voledige reactie? Wat staat er in het antwoorden boek?
Na(OH)2 -> Na+ + 2OH- De 2 voor de OH- zorgt natuurlijk voor het kwadraat. (Zo moet je een evenwichtsconstante berekenen) Ook hier geldt weer: [Na+] = [2OH-] = 2[OH-] stel X = [Na+] dan krijg je inderdaad nog steeds die X en die 2X |
OPGAVE 2 - kalkwater / kalkmelk
Volgens de toelichting bij tabel 45a in BINAS is een zout matig oplosbaar wanneer in 1,0 liter water minder dan circa 0,1 mol, maar meer dan circa 0,01 mol van het zout oplost. Calciumhydroxide, Ca(OH)2 , is een matig oplosbaar zout. De verzadigde oplossing van dit zout in water heet kalkwater en wordt veel als reagens gebruikt. Voor het maken van kalkwater overgiet men een schep calciumhydroxide met water; de witte suspensie die ontstaat ("kalkmelk") wordt vervolgens geschud en gefiltreerd. a. Geef de vergelijking volgens welke calciumhydroxide oplost in water. Ca(OH)2(s) <---> Ca2+(aq) + 2OH-(aq) b. Bereken met behulp van tabel 46 hoeveel mol calciumhydroxide maximaal oplost in 1,0 L water. b Ks = [Ca2+].[OH─]2 = 4,7.10─6 Stel x mol lost op: x. (2x)2 = 4,7.10─6 Dus x = 1,06.10─2 mol Het was dus eigenlijk calcium, maar voor de vergelijking maakt dat niet zoveel uit volgens mij |
Ik haal deze vragen trouwens van http://www.ccvx.nl/
Dit zijn voortentamens voor toelating aan de universiteit... |
Heb je nu nog een vraag of is het zo duidelijk?
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 01:21. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.