![]() |
oplossen in water/hexaan
Wanneer lost iets op in water/hexaan? Ik heb hier een opdracht waar je moet aangeven of de volgende stoffen oplosbaar zijn in water of hexaan (sommige in beide):
zinkchloride ethanol jood natriumsulfiet pentaan bariumsulfaat olijfolie Van sommige weet je het natuurlijk zelf wel (olijfolie lost niet op in water), maar je moet het ook kunnen beredeneren. Het heeft zeer waarschijnlijk te maken met hydrofoob/hydrofiel. Ik heb overmorgen een proefwerk en daar moet ik een goed cijfer voor halen.. Help me! |
Hydrofoob = bang voor water
Hydrofiel = niet bang voor water In Binas staat een tabel met dipoolmomenten. Alles wat een dipoolmoment hoger dan 0 heeft kan in water oplossen, omdat het een polaire stof is. Apolaire stoffen, zoals sommige olien, kunnen niet oplossen in water. Je krijgt dan uiteindelijk een scheiding tussen het apolaire en polaire deel van een oplossing. Correct me if wrong. |
Citaat:
|
Volgens mij geldt het dat het verschil in elektro-negativiteit (tabel 40) groter dan 0,4 moet zijn. Dan heb je te maken met een polaire stof, als het verschil groter dan 1,6 is heb je te maken met een ion omdat de aantrekkingskracht dan zo groot is dat de elektronen worden 'afgepakt' in plaats van gedeeld tussen 2 atoomsoorten.
Als je te maken hebt met zouten, zoals zinkchloride of bariumsulfaat, kun je in tabel 45 kijken. Als er een s staat bij de combinatie dan lost het slecht op. Bij een m matig en bij een g goed. Als er een r staat reageert het ion met water. DIt heb je met oxiden: ZnO + H2O ---> Znē+ (+) 2 OH- Alcoholen zoals ethanol, methanol, propanol etc. hebben een OH groep die H bruggen vormt met water. Vanaf propaan (geloof ik) speelt de 'staart' -> "CH3-CH2-CH2"-(OH) mee bij het beoordelen, die is namelijk apolair... |
Of, als je het op een iets lager niveau moet doen:
Voor koolwaterstoffen en alle niet-metalen - Als er een -OH groep of een -NH (of -NH2) groep aan zit, dan lost het op in water - Als er geen -OH groep aan zit, dan lost het waarschijnlijk op in hexaan/hexeen - Als het een in water oplosbaar zout is, dan lost het op in water (Binas tabel 45) - Zouten lossen in het algemeen niet op in hexaan/hexeen Enige moeilijke moleculen zijn koolwaterstoffen die vrij groot zijn, maar wel -OH of -NH groepen hebben. Ga er hier vanuit dat ze zowel in water als in hexaan/hexeen oplossen. (Dit is de havo-uitleg. De uitleg hierboven mag je zien als vwo-uitleg) |
Het zou handig zijn als je je klas vermeldt; pas in V5 komen dingen als dipoolmoment aan de orde, in de vierde hebben we het alleen nog over waterstofbruggen en hydrofiel/foob ;)
|
Ik zit in 4 Gymnasium, maar onze leraar heeft het geloof ik wel gehad over dipoolmomenten. Jammer genoeg snapte ik er niet veel van. Ik denk dat ik dankzij jullie reacties het nu wel begrijp, maar weet iemand of er toevallig ook een relatie zit tussen het getalletje bij de dipoolmomenten en het kookpunt van een stof? Of moet je, als je weet dat een molecuul een dipool is, gewoon kijken welk molecuul de hoogste molecuulmassa heeft en daaruit de conclusie trekken dat dat molecuul blijkbaar een hoger kookpunt heeft?
Alvast bedankt :) |
Het dipool moment wordt veroorzaakt door een verschil in lading binnen een molecuul.
(dus als de ene tak van een beetje positief is en de ander een beetje negatief) Het dipool moment bereken je ongeveer zo: p = Q * l Dus die lading keer de afstand. Wordt je afstand groter wordt het dipoolmoment groter. Die afstand is natuurlijk de lengte van een molecuul. Je kan zelf wel aanvoelen dat langere moleculen ook waarschijnlijk meer massa hebben. Meer massa zorgt dan weer voor een sterkere van der waalsbinding(en dus een hoger kookpunt). Dit zijn de grove lijnen. Er zijn natuurlijk uitzonderingen enzo |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 06:59. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.