![]() |
reactievergelijking oplossen
Hallo,
Ik heb een vraag, als dat kan, over reactievergelijkingen oplossen. Ik loop vast bij de laatste stap. no2(g) + h2o(l) + o2(g) → hno3(aq). Je hebt v(oor) n(a) N 1 1 O 5 3 H 2 1 Ik begin met H, omdat die qua molecuul aantal het minst is. Dus maak ik 2 hno3(aq) N 1 2 O 5 6 H 2 2 Nu verander ik de N voor de reactie 2 no2(g) N 2 2 Dit krijg je N 2 2 O 7 6 H 2 2 En hier loop ik vast naar welk getal verander je de O? Mvg,Ella p.s. ik heb een nog een vraag ; waarom is NaCl zonder de 2 van Chloor. Maar als je Cl afzonderlijk schrijft dan heb je wel die 2, iemand een verklaring? |
interessante manier van opschrijven, doet je docent het ook zo?
Ik zal proberen je methode aan te houden, zelf zou ik echter het begin aanpassen. Gewoon met geen stof beginnen, dan kan je duidelijker ziet wat er gebeurt. (toestandsaanduidingen laat ik hier weg, die kan je er zelf wel bij denken :) ) H 0 0 N 0 0 O 0 0 Begin met de h'jes. Voeg voor 1 watermolecuul toe, om deze H's te compenseren heb je inderdaad 2 molecullen van het reactie product nodig: Dan maken we nu een nieuwe inventarisatie: H 2 2 N 0 2 O 1 6 Nu blijkt dat we 2 N te weinig aan het begin, daar kunnen we wat aan doen: H 2 2 N 2 2 O 5 6 Nu hebben we nog 1 O te kort. Om dit te kort aan te vullen heb je een half O_2 molecuul nodig. H 2 2 N 2 2 O 6 6 Halve molecullen bestaan natuurlijk niet. Dus om dit te verhelpen moet je gewoon alles met 2 vermenigvuldigen! H 4 4 N 4 4 O 12 12 De reactievergelijking is nu kloppend. ps: het forum vind kleurtjes in LaTeX blijkbaar niet zo leuk, excuus daarvoor, Maar het is wel te lezen zo denk ik. |
Citaat:
Atomen hebben een bepaalde lading (daar ga je later nog veeeel meer over leren). Deze lading zorgt er voor dat hij andere stoffen naar zich toe trekt. Je kan dus zeggen dat een Chloor atoom niet graag alleen is. Daarom bestaat Chloorgas altijd uit moleculen gevormd door 2 atomen die gezellig bij elkaar zijn. In zout zit hij samen met een Na atoom, dus is hij niet meer alleen. Er zijn nog een aantal atomen die dit hebben: H O N F Cl I Br Begrijp je het zo ? |
Thomas bedankt voor jouw antwoord! Ik snap niet waarom je met 0 elementen begint?
|
Citaat:
Omdat je altijd bij nul begint :rolleyes::D Ik begin bij nul omdat je dan ziet wat je allemaal zelf heb toegevoegd. Dat is overzichtelijker dan gelijk met dit beginnen: N 1 1 O 5 3 H 2 1 Want je hebt nu van alle stoffen al '1' gebruikt in je formule. Hiermee krijg je dus een verhouding van 1:1:1 -> 1 Deze verhouding is echter op niets gebaseerd en slaat dus nergens op. (Dus kan je hem beter niet op schrijven) |
H 2 2
N 0 2 O 1 6 Hoe kom je aan deze volgorde? Waarom begin je niet met de N? En ik begin met die getallen, omdat ik ze bij kan houden wat ik van de elementen heb gemaakt. |
Het antwoord is trouwens ; 4 NO*2(g) + 2 H2O(l) + O2(g) -> 4 HNO3(g) en bij je laatste stap staat 5 O atomen voor de reactie, dat moeten er toch 7 zijn?
|
Citaat:
Waarom ik met H begin? Dat deed je zelf ook: Citaat:
Hoe ik aan die volgorde kom? Welke volgorde?:lisa: de HNO volgorde: Net als hier boven, we zijn bij H begonnen. Daarna N en daarna O. Die getallen? Zie de stoffen in de reactievergelijking als een soort bouwblokjes. Je begint met 0 blokjes. We beginnen met H (We kijken dus alleen naar H, en niet naar de andere atomen!) Dan voegen we voor de pijl 1 H2O toe. Je hebt hier nu dus 2 H atomen, Deze kan je gebruiken om 2 HNO3 te maken. Dan is de vergelijking nu kloppend voor waterstof atomen. Jij hield na elke stap dat rare lijstje bij, dus dacht ik dat doe ik ook. voor hebben we 2H en 1O , vandaar {2 0 1} Na de pijl hebben we 2*1 H 2N en 2*3 O. Dit geeft {2 2 6}. Tóch?? Ik heb telkens met groen aangegeven wat al kloppend is. Citaat:
Begrijp je het zo? Sorry, dat eindantwoord liet LaTeX niet goed zien-O--O-. Ik heb het nu aangepast |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 00:13. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.