Hulp bij Latijn
 

Ik heb morgen een pw en ik moet bij latijn gaan benoemen en verklaren :confused:
Snap er dus niks van , dit moet ik leren:
nominativus : onderwerp en naamwoordelijke gezegde
genitivus: 'van'
dativus : meewerkend voorwerp , possesivus 'aan mij is' , aanvulling bij werkwoord
accusativus: lijdend voorwerp en voorzetel
ablativus: voorzetsel

Kan iemand ff voorbeelden en uitleggen geven snap het niet _O__O__O_

Ik snap niet helemaal wat er niet duidelijk is. Ik neem aan dat je die naamvallen moet kunnen herkennen in een zin en moet kunnen benoemen + aangeven wáárom het in die naamval staat. Dus bv dat het het onderwerp van de zin in (nominativus) of dat je het voorzetsel 'cum' gebruikt en daarom dus ablativus, etc.

Wel, de ablativus is met of door

Hoe is je proefwerk gegaan?