De juiste opbouw van deze zin?
 

Welke zin is juist opgebouwd? En waarom?

1. U bent uitgezonden als militair in de periode 2000-2005.
2. U bent uitgezonden in de periode 2000-2005 als militair.
3. U bent als militair uitgezonden in de periode 2000-2005.

Dit is de juiste woordvolgorde van een Nederlandse zin:

SVO volgorde (subject, verb, object)

Onderwerp > persoonsvorm > werkwoord > lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp / ander voorwerp

Dan kom ik op:

Onderwerp: U
Persoonsvorm: bent
Werkwoord: bent
Lijdend voorwerp: uitgezonden

Dan kan ik kiezen uit nummers 1 en 2.
2 klinkt raar, dus 1 dan maar.

Is dat juist?

En hoe bepaal ik juiste de positie van de woordgroepen: 'periode 2000 - 2005' en 'als militair'? Waar moeten die in de zin staan? Periode 2000 - 2005 is een bijwoordelijke bepaling, maar de juiste plek in deze zijn is mij niet duidelijk.

Graag jullie hulp.

Alvast bedankt.

Het zinsdeel 'periode 2000 - 2005' is een bepaling van tijd. Deze staat na de persoonsvorm en voor het lijdend voorwerp. Bij inversie (In de periode 2000 - 2005 bent u als militair uitgezonden) staat dit vooraan in de zin. Militair is hier naamwoordelijk deel van het gezegde.

'Uitgezonden' is geen lijdend voorwerp, maar deel van het werkwoord. De hele zin staat in de lijdende vorm, wat betekent dat het onderwerp (U) ook het lijdend voorwerp is. Verder zijn alledrie deze zinsconstructies correct. Zolang de juiste woordgroepen bij elkaar staan kun je een hoop schuiven in zo'n zin: onderwerp en persoonsvorm hoeven lang niet altijd aan het begin te staan.
Hier wat variaties, waarbij wel soms de betekenis van de zin iets verschuift:


U bent als militair uitgezonden in de periode 2000-2005.
Als militair bent u in de periode van 2000-2005. (hier zeg je eigenlijk: omdat u militair bent, bent u in die periode uitgezonden)
In de periode 2000-2005 bent u uitgezonden als militair.
Uitgezonden als militair bent u in de periode 2000-2005.
Bent u in de periode 2000-2005 uitgezonden als militair?


Wat is precies je opdracht?