Vervreemd |
08-12-2002 22:09 |
wie denken wij wel dat we zijn
Iedereen kan zien, dat het heelal waar we in leven een geordend geheel is. Er heerst orde en wetmatigheid en alles heeft zo zijn eigen plaats. Daardoor kan alles zo goed functioneren. De zon, maan, sterren en alle andere hemellichamen zijn samengevoegd in een schitterende systeem. Zij volgen onveranderlijke wetten en wijken zelfs niet in het minst van de hen opgelegde baan af. De aarde draait om haar eigen as en volgt in haar wenteling om de zon exact de juiste koers. Zo is alles in de wereld van de kleine elektron tot de geweldige melkwegstelsel, onderhevig aan vaste wetten. Materie, energie en leven onderwerpen zich allen aan bepaalde wetmatigheden en groeien of veranderen, leven en sterven in gehoorzaamheid daaraan.
Zelfs in het menselijke leven zijn de natuurwetten duidelijk te herkennen. De geboorte van de mens, zijn leven en ontwikkeling worden geregeld door een aantal biologische wetmatigheden. Hij ontleent zijn voedsel aan de natuur volgens onveranderlijke regels. Alle organen van zijn lichaam, zelfs de weefsels van hart en hersenen, zijn onderhevig aan vaste wetten. Om kort te gaan, het heelal wordt door wetten bestuurd en alles wat zich erin bevindt, volgt de opgelegde regels. En deze machtige, al- doordringende wet, die alle dingen in dit universum regelt, is eigenlijk de wet van God, de Schepper en de Heer van al wat bestaat.
Alleen de mens bevindt zich in een onderscheidende positie. Aan de ene kant is hij onderhevig aan de onwrikbare greep van de natuurwetten, net als alle schepsels, waaraan hij zich onmogelijk kan ontrekken. Aan de andere kant heeft hij als bijzonderheid het vermogen van de rede gekregen. Met zijn verstand is hij in staat te denken en meningen te vormen, aanvaarden of te verwerpen, te kiezen of af te wijzen. Hij kan geloven wat hij wil, een bepaalde levenswijze volgen en zich achter de ideologie van zijn keuze scharen. In dit opzicht heeft hij, in tegenstelling tot andere schepselen, vrijheid van denken, willen en handelen.
Maar de Heer der werelden heeft de mens niet geschapen en hem dit voorrecht gegeven om vervolgens hem aan zijn lot over te laten. Hij heeft hem echter een leidraad gestuurd. Een leiddraad die richtlijnen bevat voor sociaal-economische, morele en geestelijke aspecten van het leven. Men krijgt kennis over het levensdoel van de mens op aarde. Hierdoor ontstaat duidelijkheid over de taken en verplichtingen tegenover onze Schepper, maar ook tegenover ons zelf, onze kinderen, verwanten en de hele gemeenschap.
God heeft de mens echter, naast het vermogen om kennis te vergaren, verstand gegeven om mee te denken en een geweten om recht en onrecht te onderscheiden en bovendien een wil waarmee hij tot op zekere hoogte vrij is om te kiezen en te streven. Juist deze vrije wil vormt de beproeving van de mens. Zij kennis en wijsheid, zijn onderscheidingsvermogen, zijn wil en zijn handelswijze worden allen beproefd en getest. Gedurende deze proef wordt de mens niet gedwongen, want dwang zou het doel van de test teniet doen, zoals een examen zinloos zou zijn als de antwoorden zouden worden voorgezegd. Iemands kennis over een bepaald onderwerp kan alleen dan blijken als hij de vragen naar eigen inzicht mag beantwoorden. Als de antwoorden juist zijn, zal de kandidaat toegang krijgen tot een betere toekomstmogelijkheden, maar als de antwoorden fout zijn, zal hij zakken en daardoor zijn voortgang geblokkeerd zien. In dit leven staat de mens voor een soortgelijke situatie. God heeft hem een vrije wil gegeven, zodat hij kan kiezen en handelen naar believen: geloof of ongeloof.
Geloof houdt in: in Hem geloven, Zijn engelen, Zijn boeken, Zijn profeten, Dag van de Opstanding en de voorbestemming het goede en het slechte daarvan.
|