![]() |
Mijn engelbewaarder
Een prachtig gedicht van Frederik van Eeden uit 1921.
Aan mijn engel bewaarder Onzichtbaar Wezen ! dat zo lang Al wat 'k op aard doorleefde, Met mij gedeeld heeft, blijde of bang, En mijnen moeielijken gang Getrouw en stil omzweefde - Dat zoveel kwelling heeft geduld Door mijne schuld ! - door mijne schuld. Vergeef mij ! - nu eerst ken ik u, In uw zachtmoedig pogen - Hoe menigmaal - ik weet het nu- Heb 'k u gedachteloos en ruw Beledigd en bedrogen - Heilige tranen weendet gij - En dat om mij ! ... en dat om mij ! ... Heer Jezus zelf heeft u die plicht Vol liefde toegewezen - Maar ach ! 'k heb zoveel kwaads verricht, 'k durf in Zijn stralend aangezicht niet schouwen zonder vrezen. Hoe kan ik voor dien glans bestaan ? Wat heb 'k gedaan ! ... wat heb 'k gedaan ! ... Toen 'k zelf het bidden had verleerd En speelde met de zonde, Bleef 'k om św beden ongedeerd. Gij hebt den demon afgeweerd En, knielend bij mijn sponde Smekend gebeden tot den Heer: Geef hem mij weer ! - geef hem mij weer ! - God's dienaar, die mijn voorspraak zijt, Wil hem mijn tranen brengen ! Getuigend dat ze zijn geschreid In brandende rouwmoedigheid. Zal dan Zijn licht niet zengen ? Gij kent mij goed - gij weet mijn kwaad - Is 't niet te laat ? ... Is 't niet te laat ? ... Waar 't niet om uw stil-zorgend licht Ik achtte mij verloren - Onwrikbaar is God's streng gericht. Zou Hij der sterren evenwicht Om mijnentwil verstoren ? Houdt Hij den gang der uren stil Om mijnentwil ? ... om mijnentwil Voor ieder die mij liefde gaf En op mijn redding wachtte Aan deze of gene zij van 't graf Zijt gij tot waarborg en tot staf, Tot troostende gedachte - Hun hopen is dat 'k word gered Door św gebed ! ... door św gebed ! ... Als kind heb ik God's Lach gekend In schoonheid boven-maten, Maar 't schijnt, of bij mijn levens-end Hij zich van mij heeft afgewend, Mij gans alleen gelaten. Zie ik dien Lach nog eenmaal weer ? Of nimmermeer ? - of nimmermeer , - Zal ik toch eenmaal, aan uw hand moe van mijn angstig zwerven, opgaan in 't hemels Vaderland ? Zal mij dan niet mijn bittre schand de vrede gans bederven ? Geduld'ge, die mij nooit verliet, Begeef mij niet! ... begeef mij niet ! ... En als 'k Maria dan aanschouw in krans der hemelingen zal 'k niet verteren van berouw ? Hoe zal de glans dier reinste vrouw mijn duister kwaad verdringen ? Waarheen te ontvluchte' in schaamte en schrik dien zachten blik ? ... dien zachten blik ? ... Verwijt mij om mijn weemoed niet. Zwaar drukken de aardse schanden. Rechtvaardig acht ik wat geschiedt, ik neem het bitterste verdriet gewillig van God's handen - Want alle smart verkeren moet in vreugdegloed ! ... in vreugdegloed ! ... Nu voel 'k weer, getrouwe Wacht, uw wondere presentie. En in het woud verkondigt zacht Octobers gouden loverpracht des Eeuwigen clementie, dat eens de mens uit droeven val verrijzen zal ! ... verrijzen zal ! ... (November 1921) |
Kijk! zo had ik ze graag zelf willen verzinnen :D ... Wat een schitterend gedicht. Zoveel sfeer/kracht/emotie/gevoel dat het uitstraalt. Ik ben sprakeloos :o
|
Geweldig,
en dat oud-Nederlands, dat is echt heel mooi... allen ziene 's menschens engelen |
helemaal mee eens! :D
Heeeel erg mooi, zeker |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 23:44. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.