[verhaal] Ik
De muziek bereikte haar oren, maar niet haar hoofd. Ze staarde wezenloos voor zich uit. Alles liep mis. Iedereen ging weg.
Lieve dagboek,
De vakantie is vandaag begonnen, leuk! Ik hou van vakantie! Mijn punten op school waren fantastisch! Ik haalde nooit minder dan een acht.
De tranen biggelden over haar wangen. Ze beet nerveus op het uiteinde van haar pen. Haar punten waren helemaal niet zo goed. Ze was nog net over kunnen gaan. En ze haatte vakantie. Ze gooide de pen op de grond en viel snikkend neer op haar bed. Alles wat de laatste maanden gebeurd was haatte ze uit de grond van haar hart. Ze liet zich op de grond vallen, nam haar pen en schreef verder.
Katrien gaat op vakantie morgen, naar Portugal. Ik vind het leuk voor haar! Dat ik ze een maand niet ga zien vind ik niet zo erg, ze gaat tenslotte niet dood. Ik ga ook op reis. Naar Italië, naar de zon! Ik verheug me er al op!
Ze nam de doos tissues van haar bed en zette ze naast zich. Ze snoot haar neus. Katrien, die haar altijd wist op te vrolijken, ging ze voor een maand niet zien. Hoe moest het nu met Annelies? Ze deed toch alleen maar domme dingen als Katrien er niet was. Hoe moest ze in godsnaam een maand overleven zonder Katrien? En hoe moest ze in godsnaam overleven met Annelies?
Dat Annelies me negeert vind ik niet erg. Er komt beterschap in onze relatie, of wat je relatie kan noemen. Ze negeert me niet altijd meer, en op de jeugdbeweging doet ze weer helemaal normaal. Op school ziet ze me niet staan, maar dat kan nog veranderen, hé dagboek?! Natuurlijk verandert dat!
Ze staarde naar haar dagboek alsof ze verwachtte dat het antwoord zou geven. Annelies spookte door haar hoofd. Hoe lang moest het geleden zijn dat ze nog vriendinnen waren? Ze begon te rekenen. Van april was het geleden dat ze nog een normale conversatie gevoerd hadden. Dat wilde zeggen… Bijna drie maanden. Haar hoofd deed pijn. Het bonkte en het stak. Ze miste Annelies, meer dan ooit. Ze dacht dat ze zich erover gezet had, dat ze het overleefd had, maar dat was niet zo. Ze maakte zichzelf alleen maar dingen wijs. Ze haatte zichzelf.
Het leven is fijn, lieve dagboek, ik hou van het leven en van iedereen. Ook van mezelf! Je moet jezelf appreciëren zeg ik altijd. Dat vind ik fijn.
Maar iemand die van iedereen houdt heeft zelf ook gevoelens, dacht ze wrang. Het was waar dat ze van iedereen hield, ze probeerde de goede kant aan iedereen te ontdekken. Ze kon even goed omgaan met de dunste van de klas dan met de dikste, evengoed met de domste dan met de slimste. En iedereen hield van haar. Of toch op een bepaalde manier. Ze dwong respect af van haar klasgenoten, ze was altijd vrolijk, en ze had nog nooit ruzie gehad met iemand. Ze was perfect. Maar perfecte mensen hebben ook gevoelens. Ze begon luid te huilen en te schreeuwen. Hoe moest het nu in godsnaam verder? Echte vrienden had ze niet meer.
Ach, er zijn mensen die niks anders kunnen dan treuren, maar later zal ik kunnen zeggen: Ik heb een gelukkige jeugd gehad!
|