Ik heb een opfrisser nodig voor Nederlands- zinsontleding.
 

Mja, 't is echt basis hoor :o

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin, maar wat is het naamwoordelijk gezegde?
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
Wat is het voorzetselvoorwerp?

Wat is de bepaling van gesteldheid?
Wat zijn bijwoordelijke bepalingen?
En de bijvoegelijke bepalingen?

Ik ga het proberen, maar vertrouw me niet, want ik weet het ook niet zo goed meer...

1. Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin, maar wat is het naamwoordelijk gezegde?

Het naamwoordelijk gezegde heb je als er het werkwoord zijn in de zin voorkomt, volgens mij:
Ik ben aardig --> dan is 'ben aardig' het naamwoordelijk gezegde. Het woord wat je gebruikt om iets te beschrijven (aardig), hoort ook bij het gezegde.

2. Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Vragen wie of wat het overkwam
Ik sloeg hem --> Wie/wat sloeg ik? --> hem
Ik kocht een appel --> wie/wat kocht ik --> een appel

3. Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
geen idee eigenlijk, dat is net zoiets als het lijdend voorwerp, maar dan gaat het om degene die meewerkt.

4. Wat is het voorzetselvoorwerp?
???

5. Wat is de bepaling van gesteldheid?
???

6. Wat zijn bijwoordelijke bepalingen?
Een bijwoordelijk bepaling geeft antwoord op de vraag hoe?/wanneer?/waarom?/enz.:
Ik ging gisteren naar school
--> gisteren is een bijwoordelijke bepaling

7. En de bijvoegelijke bepalingen?
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over iets (het onderwerp? ik weet het niet meer).
Ik ging blij naar school. --> dan is blij volgens mij een bijvoeglijke bepaling

Ok, ik kan niet uitleggen. En ik ben de helft vergeten :D Sorry!

1. niet alleen bij zijn, bij alle koppelwerkwoorden.o.a schijnen, blijken

2 niets toe te voegen

3 Aan/voor wie gebeurt iets bv Ik geef een boek aan jou

4. Het voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat wordt ingeleid met een vast voorzetsel, d.w.z. een voorzetsel dat een vaste verbinding vormt met het werkwoord. Het gaat om een soort figuurlijke betekenis en als je het voorzetsel vervangt door een ander krijg je een heel andere betekenis. Een VZV duidt bovendien nooit plaats of tijd aan.
Wij wachten op een seintje - De atleten streven naar betere prestaties
bron: http://www.e-klas.net/ia/zin/ontl5.htm

5 ...de bepalingen van gesteldheid, die gekarakteriseerd kunnen worden als zinsdelen die een extra bijzonderheid over het onderwerp of het lijdend voorwerp van de zin meedelen.
bron: http://fdlwww.kub.nl/~broekhui/taken...tica_les_9.htm

6. De verzameling bijwoorden die overblijft en idd antwoord geeft op die vragen die MW noemt.

7.Alle bijvoeglijke naamwoorden en andere bepalingen die een karakterisering geven van bepaalde zelfstandige naamwoorden, dus ook bezittelijke voornaamwoorden en bijvoeglijke bijzinnen

Dit dacht ik er tenminste van. Hoop dat t wat helpt
En.. correct me if I'm wrong , heb ik er zelf ook weer wat aan

Nog even over punt 7:

Een bijvoegelijke bepaling vertelt iets over een zelfstandignaamwoord.

De oude, vriendelijke, door de jaren heen steeds wijzer geworden man.

Dat is toch het bijvoegelijke naamwoord? En dus woordenoeming, ik heb het over zinsontleding.

Iedereen bedankt iig! :)

Ehm....dat hele schijngedrukte is de bijvoegelijke bepal. En een bijvoegelijknaamwoord (taalkundig) is ook een bijvoegelijke bep. (redenkundig)

Dus alle woorden die iets over het onderwerp zeggen?

Hoeft niet perse ond.

Wij liepen over de eeuwenoude met steen ingelegde zandweg.

de koppelwerkwoorden:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Ik doe het ook nog maar een keertje dan..

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin, maar wat is het naamwoordelijk gezegde?

Een zin met een naamwoordelijk gezegde is een zin met een koppelwerktwoord.
Bijvoorbeeld: ik was blij.

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Je zoekt eerst het onderwerp en de persoonvorm bijvoorbeeld:
ik lees een boek
onderwerp: ik
pv + gez: lees
dan vraag je: wat/wie lees ik?
dan krijg je als antwoord: boek.
Let wel op: een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel en komt niet voor met een naamwoorlijk gezegde

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
Als je ergens aan of voor voor kan zetten of als het er al staat, dan is het een meewerkend voorwerp. Bijvoorbeeld:
Hij vraagt aan mij of hij mijn boek mag lenen.

Wat is het voorzetselvoorwerp?
Ehm, weet ik wel, maar kan ik niet echt uitleggen..Sorry :)

Wat is de bepaling van gesteldheid?
De man loopt dronken op straat.
Dronken is dan een bepaling van gesteldheid.

Wat zijn bijwoordelijke bepalingen?
Vind je door hoe/wanneer/waar te vragen.

En de bijvoegelijke bepalingen?
Zeggen iets over een zelfstandig naamwoord zeg maar, ik snap dat zelf ook niet helemaal.