(Wiskunde) Moeilijke sommetjes...
 

1.
Teken de grafiek die hoort bij de formule y = 10-2x

2.
Werk de haakjes weg.
A. 5(2x-7) =
B. 8(a+3) =
C. -2(10p+6) =
D. 0,5(-6t-8) =
E. 2(3x-5)-3(2+3x) =

3.
Prijs = 5+2g (g = kg)
A. Wat kost 6 kg?
B. Wat kost een lege kist?
C. Je koopt 5 kisten en krijgt 2,50 korting.
Formule = 5(5+2g)-2,5
D. Schrijf op zonder haakjes.
E. Wat kost in elke kist 5,5 kg?

4.
Geef de formule.
+ | 0 | 0,5 | 1 | 2
inhoud | 200 | 180 | 160 | 120

5.
A | 3 | 6 | 5 | 1
Prijs | 45 | 90 | 75 | 15

Km | 0 | 50 | 60 | 65
Temp. | 14 | 19 | 20 | 20,5

A. Wat is de prijs bij A=7?
B. Wat is de temp. na 100 km?
C. Is er sprake van regelmatige toename?
D. Zo ja, maak een formule.

6.
“Zie grafiek”.

A. Hoe kun je zien dat het een lineaire formule is?
B. Op welke hoogte begint de grafiek?
C. Wat zijn variabelen?
D. Schrijf de formule op.
Als je per dag maximaal 8 uur werkt.
E. Wat is dan het maximum?
F. En wat het minimum?

http://upload.petuhr.nl/upload/92971332.gif

Begrijpt iemand dit? Ik snap er niks van en moet het morgenochtend inleveren :(

A 5 * 2x - 5 * 7 = 10x -35
B 8 * a + 8 * 3 = 8a + 24
C -2 * 10p -2 * 6 = -20p - 12
D 0,5 * -6t - o,5 * 8 = -3p - 4
E 2 * 3x - 2 * 5 - 3 * 2 -3 * 3x = 6x -10 -6 - 9x = -3x -16


zoiets, de rest heb ik geen zin in :p

Prijs = 5+2g (g = kg)
A. Wat kost 6 kg?
B. Wat kost een lege kist?
C. Je koopt 5 kisten en krijgt 2,50 korting.
Formule = 5(5+2g)-2,5
D. Schrijf op zonder haakjes.
E. Wat kost in elke kist 5,5 kg?

a. je vult het aantal kilo's in de formule in dus (6kg=6g)
5+2*6=12+5=17 (euro?)
b. lege kist is 0 kilo (Daar ga ik tenminste van uit!), dus 0 g. Mag je zelf invullen in de formule.
c. ik neem aan 5 lege kisten? 1 kist kost 5 euro dus 5 kosten 25 euro. je krijgt 2,50 korting, dus dat haal je ervan af
d. pas de vogelbekmethode toe. dus je doet 5*5 plus 5*2g = 25+10g (daar moet die -2.5 nog achter dus: 25+10g-2,5
E 10*5.5= 55 dus 55
Dit kun je ook uitrekenen door eerst de formule gelijk te stellen aan nul, dus als je een lege kist koopt. Want dan weet je de prijs van een lege kist. Dan de prijs van een kist+5.5 kilo. Die trek je van elkaar af. (dus 77.5-22.5=55)

Prijs = 5+2g (g = kg) ( :confused: lekker logisch)
A. Wat kost 6 kg?
5+2*6=17
B. Wat kost een lege kist?
Er vanuit gaande dat dit een kistenformule of zo is:
5, omdat dat het snijpunt met de y-as is.
C. Je koopt 5 kisten en krijgt 2,50 korting. (is dit een vraag)
Formule = 5(5+2g)-2,5
D. Schrijf op zonder haakjes.
y=22,5+10g
E. Wat kost in elke kist 5,5 kg?
Huh?
Ik heb het idee dat er een beetje informatie ontbreekt

4.
Geef de formule.
X | 0 | 0,5 | 1 | 2
inhoud | 200 | 180 | 160 | 120


stap 1: Zie je een verband tussen de getallen v.d. inhoud? Als 't goed is zie je dat er per 0.5x er 20 afgaat. Dus per X, 40!

Dan is de algemene formule: y=Ax+B
B= het startgetal, die vind je door te kijken wat de waarde van y is bij X=0.
A= het hellingsgetal. per X DAALT hij 40. Dus het hellingsgetal is -40 (hij stijgt met -40)

Mag jij 't afmaken.
En controleer je formule altijd :)

Volgens mij niet. want je betaalt ook voor de kist. Ze bedoelen waarschijnelijk dat je een kist koopt met 5.5 inhoud. En hoeveel je dan betaalt voor die 5.5 kg.

A:

De formule is:

prijs = 5 + 2 * het aantal kg

een kilogram is 1000 gram ---> 1 gram is 0.001 kilogram
nou vragen ze wat 6 gram is, dat is dus 0.001 * 6 = 0.006 kilogram

nou kun je de formule invullen:

prijs = 5 + 2 * 0.006
prijs = 5 + 0.012
prijs = 5.012

B:

een lege kist betekend dat het gewicht erin 0 is

prijs = 5 + 2 * 0
omdat 2 * 0 = 0
prijs = 5

D:

Formule = 5(5+2g)-2,5

25 + 10g - 2.5

verder heb ik ook geen zin meer :p

Maak een tabel waarin je x tegen y uitzet. Kies voor x een aantal waarden. Invullen in y=10-2*x geeft voor iedere x de bijbehorende waarde voor y. Teken nu een assenstelsel waarbij je horizontaal x en verticaal y uitzet en teken met behulp van de tabel die je hebt gemaakt de grafiek van
y=10-2*x.

Dit is een kwestie van de formule a(b+c)=a*b+a*c toepassen.
A. 5(2*x-7)=5*2*x-5*7=10*x-35
B. 8(a+3)=8*a+8*3=8*a+24
C. -2(10*p+6)=-2*10*p-2*6=-20*p-12
D. 0,5(-6*t-8)=0,5*-6*t-0,5*8=-3*t-4
E. 2(3*x-5)-3(2+3*x)=2*3*x-2*5-3*2-3*3*x=6*x-10-6-9*x=-3*x-16

A. Vul g=6 in in de formule p=5+2*g. Dit geeft de gevraagde prijs p.
B. Voor een lege kist geldt: g=0. Invullen in de formule p=5+2*g geeft de gevraagde prijs p voor een lege kist.
D. 5(5+2*g)-2,5=5*5+5*2*g-2,5=25+10*g-2,5=22,5+10*g.
E. Vul g=5,5 in in de formule p=22,5+10*g. Dit geeft de gevraagde prijs p voor 5 kisten van 5,5 kg. Delen door 5 geeft de prijs per kist.

Als I de inhoud voorstelt is I te schrijven als I=a*x+200. Invullen van x=1 en I=160 geeft: 160=a+200, dus a=160-200=-40, dus de gevraagde formule is I=-40*x+200.

A. Als je goed kijkt zie je dat geldt: p=15*A als p de prijs voorstelt, dus voor A=7 geldt: p=15*7=105.
B. Stel T de temperatuur en K het aantal km, dan geldt: T=a*K+14. Voor K=50 en T=19 geldt dan: 19=50*a+14, dus 50*a=19-14=5, dus a=5/50=1/10, dus T=1/10*K+14. Invullen van K=100 geeft dan de temperatuur T=1/10*100+14=10+14=24.
C. Ja, er is sprake van een regelmatige toename.
D. De formules zijn al door mij gegeven.

A. Omdat de grafiek een rechte lijn voorstelt is er sprake van een lineaire formule.
B. Dit is een kwestie van aflezen waar de grafiek de verticale as snijdt. Dat blijkt bij K=40 het geval te zijn als K het aantal kosten voorstelt.
C. Een variabele is een symbool dat een bepaald getal of een bepaalde grootheid voorstelt. In dit voorbeeld is t een variabele die de tijd in uren voorstelt. Voor de kosten in euro's kun je bijvoorbeeld de variabele K gebruiken.
D. De formule heeft de vorm K=a*t+40. Voor t=2 geldt: K=80, dus 80=2*a+40, dus 2*a=80-40=40, dus a=20, dus de gevraagde formule is K=20*t+40.
E. t=8 geeft het maximum K=20*8+40=160+40=200.
F. t=0 geeft het minimum K=40.

niet dus :p
Jij schrijft 't wel overzichtelijk op zeg :)


----
over vraag 5
- schrijf eerst de tabellen logisch op. dus 1,3,5,6 bv.
-Zoek dan het verband voor beiden, net als bij vraag 4.
(als er geen verband is, dan is de grafiek dus onregelmatig)
- controleer dat mogelijke verband wel over ALLE getallen in de tabel, alleen dan weet je zeker dat er een verband is.
- dan kan je vraag a en b uitrekenen
- zet de algemene formule voor lineaire grafieken neer: y=Ax+b
- ga na wat A(hellingsgetal) en B (startgetal) zijn (zie vraag 4) en je hebt de formule.

Als je nog vragen hebt, stel ze gerust :) Maar ik denk dat je 't beter eerst zelf nu even kunt proberen, ipv dat ik alles voorzeg.

AARGH

Ja... stom van mij.. van zulk soort dingen heb ik altijd last als ik nat-, schei- en wiskunde, ik zie dingen over het hoofd, of ik lees gewoon te snel :(

En ik hou van overzichtelijkheid ;)

Anders gaan wij jou huiswerk even doen :nono:
Vraag het je leraar. Daar is hij voor.

Echt super bedankt voor jullie hulp :D
Ik zal met behulp van jullie uitkomsten de sommen gaan proberen op te lossen...
Super thanks!!! :cool:

probeer het idd nog wel allemaal te begrijpen.
heel veel dingen (vooral die vergelijkingen bij 2) zijn echt basiswerk. Als dat je niet lukt zul je al snel heel veel niet snappen bij wiskunde. Lukt het je dus niet, vraag het dan alsnog na hoe het moet (op het forum of aan je leraar)