![]() |
Verhalenwedstrijd: Het pakje
Het pakje
Voorzichtig liep hij door het bos. Hij keek steeds om of hij niet gevolgd werd. Hij hoorde een takje kraken achter zich. Snel stond hij stil en keek weer om zich heen. Niemand te zien maar toch ging hij maar voor de zekerheid achter een boom zitten. Daar bleef hij vijf minuten zitten. Toen er niemand kwam liep hij weer voorzichtig verder. Na tien minuten bereikte hij de afgesproken plek en legde het pakje neer. Precies op tijd. Snel liep hij weer naar huis. ‘Wat zie jij er uit, heb je slecht geslapen jong?’ ‘Ja mam, ik kon niet goed in slaap komen. Ik hoorde schoten verderop.’ ‘Ze zullen de familie Beenakker wel hebben meegenomen. Zij verzette zich altijd tegen de Duitsers omdat ze vonden dat joden ook recht hadden op een goed bestaan. Wat een nonsens. Joden zijn alleen maar domme dieren.’ ‘Ik ga naar school hoor.’ ‘Dag zoon, en goed opletten bij Duits want je weet hoe belangrijk die taal wordt.’ ‘Ja mam.’ Snel liep Gerard het huis uit. Hoe kon zijn moeder zo over joden praten? Hij wist ook wel dat ze tegen joden was maar dan hoefde ze ze nog geen ‘domme dieren’ te noemen. Joden waren net zo als alle andere mensen. Alleen omdat ze een andere levensopvatting hadden moesten ze maar dood. Hij kon het nog steeds niet begrijpen na drie jaar. Al drie jaar was Hitler hier aan de macht en al drie jaar bezorgde hij iedere donderdag avond pakketjes in het bos. Voor wie ze waren en wat erin zat wist hij niet, alleen dat het niet mocht en dat het gevaarlijk was. Hij durfde niet aan Theo te vragen, aan wie hij de pakketjes bezorgde en wat er in zat. Hij had wel zo z’n vermoedens maar die waren nooit bevestigd. Zou hij het volgende week vragen? Hij wist het nog niet. Hij was al bijna bij z’n ‘school’. Het was eigenlijk een oude schuur met tafels en stoelen erin waar meneer Praag les gaf. Voornamelijk Duits en wiskunde. Daar stond Henk al, z’n beste vriend. ‘Hoi makker, je ziet er lekker wakker uit vandaag.’ ‘Nou, jij mag je haar ook wel eens kammen.’ Snel liepen de twee jongens de ‘school’ in. De dag kroop voorbij en Gerard ging na schooltijd snel weer naar huis omdat hij z’n vader moest helpen met het verspreiden van de krant van de NSB waar z’n ouders lid van waren. ‘Dag Gerard, hoe was school?’ ‘Goed hoor,’ ‘Ga maar snel naar binnen, je moeder heeft een glas melk voor je klaar staan binnen en daarna kunnen we beginnen. We hebben er trouwens twintig abonnees bij. Goed hč? De NSB wordt steeds populairder en dat is maar goed ook. Zo kan Hitler nog beter werken.’ ‘Goed hoor pap.’ Snel liep Gerard naar binnen en dronk z’n melk op. Daarna ging hij naar z’n vader en pakte een stapel kranten aan. ‘Ik heb ze allemaal alvast voor je genummerd zodat je niet steeds de lijst met abonnees tevoorschijn hoeft te halen.’ Beide liepen ze een kant op. Lopende voort las hij de koppen van de krant welke hij ging verspreiden. ‘VIJF ONDERGEDOKEN JODEN GEVONDEN’ en ‘DE TREINEN ZITTEN PROPVOL’. Gerard walgde van dat soort titels. Snel maakte hij zijn ronde af. Hij hielp zijn vader maar mee omdat hij bang was dat ze er anders achter kwamen dat hij zich verzette tegen de NSB. De donderdag avond daarop stond Gerard klaar om half een bij het Vinkenpad. Dat was de plaats waar Theo en hij elkaar altijd ontmoetten. Na een kwartier was Theo er nog niet. Waar zou hij wezen? Gerard wachtte tot een uur. ‘Zou hij het bos ingaan om te zien wie er altijd zijn pakketjes meenam? Gewoon, uit nieuwsgierigheid, niemand zou erachter komen.’ Gerard liep dezelfde route als altijd. Toen hij bij de afgesproken plek kwam zag hij daar een huilende vrouw zitten. Snel liep hij op haar af. ‘Wat is er mevrouw?’ Verschrikt keek de vrouw op. Met rode ogen keek ze hem aan. Ze maakte aanstalten om weg te rennen maar Gerard pakte haar vast. Hij herkende haar niet direct maar na een tijdje drong het tot het door. Het was z’n buurvrouw Greet, maar zij was drie jaar geleden al op de trein naar Auschwitz gezet. ‘Buurvrouw Greet, wat doe jij hier?’ riep hij verschrikt. ‘O, Gerard, m’n jong, ik herkende je niet, je bent zo gegroeid in de afgelopen paar jaren. Wat doe jij hier? Je zegt toch niets tegen je ouders?’ ‘Nee hoor, maar wat doe jij hier? U bent toch opgepakt en op de trein gezet?’ ‘Dat denken ze. Nee, ik ben ontsnapt toen ze even niet goed opletten.’ ‘Waar slaapt u? Heeft u wel genoeg voedsel enzo?’ ‘Ja hoor, dat breng jij me iedere donderdag avond. Dat weet je toch?’ ‘Ik weet van niets. Het enige dat ik weet is dat ik iedere donderdag avond een pakketje in het bos hoef af te leveren. Theo zei: Hoe minder je weet hoe beter. Dus ben ik ook niet gaan vragen of gaan zoeken naar informatie. Het enige dat ik wist was dat het niet voor de NSB was en dat het gevaarlijk was.’ ‘Waarom doe je het dan toch Je ouders zitten bij de NSB, ze hebben mij zelfs aangegeven bij de Gestapo, en je bent nog zo jong. Wil je nu al dood?’ ‘Ik ben al een grote jongen hoor. Ik ben al zeventien jaar en wie zou erachter komen?’ ‘Ik misschien.’ sprak toen plotseling een stem. Gerard keek in de richting van waaruit de stem had geklonken en zag tot zijn grote verbazing zijn vader achter een boom vandaan stappen. Geschrokken stotterde Gerard: ‘Vader, het is niet wat het lijkt.’ ‘O nee, nou, dan mag jij me uitleggen waarom je buurvrouw hier zit en waarom jij iedere donderdagnacht verdwijnt. Hoe kun je me dit aan doen? Nu zal ik mijn eigen zoon moeten doden.’ ‘Kun je me niet hier laten, bij Greet?’ ‘Waarom zou ik een jood helpen?’ ‘Omdat ze jou vroeger ook altijd hielp en de naarste klusjes voor moeder opknapte. Alstublieft vader, laat mij leven.’ ‘Waarom zou ik, ik heb die Theo alvast gedood en nu is het jullie beurt want ik wil geen verraders in mijn familie.’ ‘Alstublieft papa, ik smeek u, doe het niet. Wat zullen de mensen zeggen als ik dood ben? Misschien gaan ze er wel wat achter zoeken.’ Gerard zag dat zijn vader even nadacht. ‘Oké dan, je mag mee naar huis op voorwaarde dat je je mond hierover houdt en dat je Greet eten blijft brengen.’ ‘Dank u papa, duizend maal dank.’ ‘Nu naar je bed en jij weer naar je eigen plek Greet en ik wil je nooit, maar dan ook nooit uit het bos zien komen.’ ‘Nee meneer, dank u.’ zei Greet met tranen in haar ogen. Snel liepen Gerard en z’n vader terug naar huis. Gerard bleef Greet eten brengen. Na de bevrijding werden z’n ouders gevangen genomen en Gerard ging samen met Greet in haar huisje wonen. Z’n ouders heeft hij nooit meer terug gezien, maar hij denkt nog altijd terug aan de goedhartigheid van z’n vader die wel hard en gevoelloos over kwam maar toch Greet en hem liet leven. |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 04:59. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.