![]() |
Verhalenwedstrijd: Geen titel
De step
Mijn step is kapot! Het stuur is afgebroken en zoals ik al zei ligt het niet aan jou. Ik zal je vertellen wat er is gebeurd: Gisteren, of eigenlijk vanmorgen vroeg, zat ik in de bastaard. Zoals altijd. Dit keer met step. Davis, Laura, Temy&vriendin, martijn, iedereen was van de partij en het was gezellig. Zo gezellig dat we besloten door te gaan naar ’t pandje. Onderweg dikke pret met de step. Iedereen stept en we lachen om de gekke situatie. ‘Zes grote mensen met een step' en ‘dronken steppende studenten’. Aangekomen in ’t pandje beseft david dat hij geen geld heeft en dus moet pinnen. Niet zomaar pinnen, oh nee, stepend pinnen. Dat schijnt sneller te zijn en ook nog eens ontzettend hip. In de tijd dat hij weg is drink ik een David&Erik biertje, en het David&Erik biertje van David. Op het moment dat ik zijn biertje tot op de laatste druppel verorbert heb dringt het tot me door dat het wel erg lang duurt eer David terug is. In een flits zie ik een huilende buschauffeur en boze taxichauffeurs, huilende pubermeisjes en blauw verlichte gevels op het janskerkhof. Een ambulance die over de busbaan zijn weg vindt naar het ziekenhuis op de uithof. Beademingsapparatuur en een begravenis met huilende ouders. Mijn 2e begravenis in korte tijd en een vakantie die daardoor niet plaats kan vinden. Zo had David het gewild. Ondertussen ben ik druk in gesprek over –hoe toepasselijk- leven na de dood en het al dan niet bestaan ervan. Ik geloof er niet zo in en in gedachte heb ik al afscheid genomen van David. Op het moment dat ik mijn troef uit wil spelen, een argument dat de hele discussie teniet zou doen, voel ik een hand op mijn schouder. Ik draai me rustig om om te kijken wie er in godsnaam het lef heeft om, op het moment supreme, te interrumperen. De woede schiet als bliksem uit mijn ogen tot ik besef dat de hand aan de arm zit van David. David staat achter me, in levende lijve. Geen woede meer nu. Lachen, David staat achter me met een hand op mijn schouder en in zijn andere hand mijn step. Met een gulle, cynische grijns gooit hij de step op tafel. Het gebaar waarmee hij dat doet, doet me denken aan de wijze waarop je een mislukte tekening tot een prop knijpt en in de richting van een prullenbak gooit. ‘ wat een kutding’ is de tekst die over tafel buldert nog voordat het hoopje alluminium tijd heeft gehad om goed en wel te landen. Een doffe klap en het geluid van brekend glas. Bier dat van alle kanten van tafel sijpeld. Grote hilariteit en met z’n allen doen we een wedstrijdje om het hardst lachen. Ron komt met een nors gezicht polshoogte nemen maar de ontwapenendelach op het gezicht van David doet zijn gezicht snel opklaren. De gevallen biertjes worden op kosten van ’t pandje vergoed. Hierdoor stijgt onze gemoedstoestand van vrolijk naar uitzinnig. We drinken en genieten, van het biertje, het leven en nog van dat soort dingen meer. We vallen stil en iedereen kijkt stralend van geluk een beetje om zich heen. Zo ook ik; mijn ogen glijdden langs de verkleurde platen aan de wand naar het hoopje step dat nog steeds midden op de tafel ligt. Er is iets met die step maar ik weet niet wat. Een onbehaaglijk gevoel bekruipt me. Nader onderzoek is nodig en daar onderwerp ik me dan ook gelijk aan. Een snelle vakkundige blik leert me dat het ding de rit met David heeft overleefd. Zelfs de vlucht richting hardhouten tafel heeft hij overleefd. Hij zal een beetje dronken zijn van het bier waarin hij al zeker een kwartier ligt te badderen. Thats it! De tijd holt voorbij en als het licht aangaat weten we dat het, ook voor ons, einde oefening is en dat een warm bed ons wacht.Met z’n zessen proberen we de weg terug te vinden naar de bastaard, waar een aantal van ons hun fietsen hebben laten staan. We zijn dronken en vrolijk en op de een of andere wazige manier vraag ik me af of mijn step, na zijn vliegpoging eerder op de avond, die jamerlijk mislukte door bemoeienis van een hardhouten tafel, het misschien nog een keer wil proberen. Op dat moment kan ik me niet voorstellen dat dat niet het geval is. Natuurlijk wil hij dat nog een keer. De hele avond heeft die lieve step zich midden op de tafel liggen verbijtten, dat niemand op dat geniale idee kwam. Eindelijk iemand die hem doorheeft. Het enige wat hij nog wil is vliegen. Zijn hartewens. Wie ben ik dan om hem dat te misgunnen. Zonder mij geen vlucht dus ik ga alles doen om zijn wens om te zetten in werkelijkheid. Ik haal mijn arm naar achter om hem het volgende moment met step en al in een slingerbeweging en met toenemende snelheid naart voren te bewegen. Een fractie van een seconde na het loslaten lijkt het er werkelijk op dat de step gekozen heeft voor een leven tussen de sterren. Een onzeker bestaan, vol avontuur: dat staat vast. Gracieus vliegt hij weg. De afstan tussen ons zessen en de step wordt groter en groter. Hij heeft de diepblauwe nacht en de heldere hemel als nieuw huis gevonden. Maar dan, als ik op het punt sta om euforisch door mijn knieen te zakken en me te bessefen dat ik een hartewens van een step heb ingewilligd, stottert er iets in de step. Zo lijkt het althans want laten we wel wezen, een step kan niet stotteren. Van de koers richting het luchtledige die zo vastbesloten was ingezet blijft weinig over. Zou het stepje er toch voor gekozen hebben om op zo’n drieeneenhalve meter hoog utrecht rond te vliegen? Durft de step niet hoger? Hoogtevrees, dat is het. Drieenenhalve meter is inderdaad hoog genoeg. Maar wat gebeurt er nou, langzaam, tergend langzaam, buigt de step af om met een fikse vaart af te stevenen op de, niet bepaald zachte, geklinkerde grond van het fietspad. Een harde botsing is overmijdelijk en die volgt dan ook. Een harde knal. Harder dan de klap die hij eerder die avond al had geincaseerd. Ik zie met lede ogen hoe, als ware het een laatse poging van onze aspirant vliegenier, de lucht boven de grond wordt verkozen. Niet hoger dan dertig centimeter dit keer maar door de voorwaartse snelheid raakt hij toch pas twee meter verder de grond voor de tweede keer. Het geluid dat een slijptol maakt schiet mijn gehoorbuis binnen. Het geluid van een step die met een ontiegelijke grote snelheid over keitjes glijd. De rest is geschiedenis. Tijd om af te remmen had het schattige stepje niet. Met nog zeker negentig procent van de snelheid die ik hem had meegegeven botst hij op een ijzeren staander van een prullenbak. Een holle bons. Een hele harde bons die word benadrukt wordt door het stille nachtelijke Utrecht doet ons verstommen. Ik beeld me in dat ik een echo hoor, maar nee, stilte. Ik zie hoe een klein stuk alluminium zich heeft losgemaakt van het geheel. Het kleine stukje vervolgt de weg die de step eigenlijk in zijn geheel had moeten afleggen. Acht meter verderop legt het zich levenloos neer. Ik ren erheen. Het blijkt het stuurtje te zijn. Gebroken op de lasnaad, niet bestand tegen zulke grote krachten. Ik pak het voorzichtig op en loop verslagen terug naar het stoffelijk overschot van mijn nu overleden stepje. Verbouwereerd kijk ik naar het gezelschap en verbouwereed kijken ze terug. Zo hadden we het niet bedoelt. We hadden het stepje niet willen vermoorden. Echt niet. Dan beginnen we, alsof het zo was afgesproken te lachen. We zijn immers nog steeds dronken, en zo lachen we om het hardst. Waar was ik in godsnaam met mijn gedachte toen ik dat onding kocht?! |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 12:26. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.