![]() |
Scheikunde vraag
Ik heb op de site www.examenbundel.nl een quickscan scheikunde 1 gedaan. Er stond een vraag bij waar ik niet uit kom:
In een verzadigde calcium-hydroxide-oplossing heerst het volgende evenwicht Ca(OH)2(s) evenwicht Ca 2+(aq) + 2 OH- (aq) De concentratie van de Ca 2+ ionen in deze oplossing bedraagt 0,010 mol per L-1. Hoe groot is de evenwichtconstante van dit evenwicht? Ik dacht dat het goede antwoord zou zijn: K = [Ca] * [OH]^2 dus 0,010 * 0,010^2 = 1,0 * 10^-6 Maar dit is onjuist. Het goede antwoord moet zijn 4,0 * 10^-6. De uitleg staat er helaas niet bij, dus is er iemand hier die het me uit kan leggen? Thnzz alvast |
het gaat om het volgende evenwicht:
Ca(OH)2 <--> Ca 2+ + 2 OH- gegeven is dat [Ca2+] = 0,01 M uit de Ca(OH)2 ontstaat dus 0,01 mol Ca 2+ --> vanwege de verhouding ontstaat dan uit diezelfde hoeveelheid Ca(OH)2 0,02 mol OH- --> dus [OH-] = 0,02 M --> Ks = [Ca2+] x [OH-]^2 --> Ks = 0,01 x 0,02 x 0,02 = 4,0 x 10^-6 |
natuurlijk.. te lang naar gekeken waarschijnlijk :)
bedankt voor je snelle reactie :) |
graag gedaan :)
|
Ik heb nog even een vraagje.
Bij een ester is het mogelijk dat er een cyclische ester gevormd wordt. Zou er ook een cycloaminozuur kunnen zijn? Onder afsplitsing van een H+ Zo dat de dubbelgebonden O van de zuur groep openschiet en aan de vrije N gaat van het amine? |
Zie reactie van EvilSmiley:
Eigenlijk zit de H van de OH groep vast aan de aminogroep, zodat er een positief geladen N atoom ontstaat en een negatief geladen zuurgroep. Netto geen verschil natuurlijk Maar het verklaart sommige zoutachtige eigenschappen van aminozuren. |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 15:25. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.